United States or Samoa ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat Burchard dan had gedaan: hoe hij Tancmars lieden had neergehakt, hoe hij eene edelgeborene maagd, eene onschuldige jonkvrouw had vermoord, hoe hij al de lijken zijner slachtoffers en den burcht zei ven had verbrand, dit wist iedereen.

Het was echter niet zoo. Hun haat tegen de Tancmars was alleen de oorzaak dezer eensgezindheid.

Vele poorters hadden hen tot daar gevolgd, onder het uitspreken van afkeurende woorden en zelfs met dreigende gebaren; maar de Tancmars, zich door 's konings bescherming sterk wanende, hadden nu en dan de verbitterde poorters door de wapenknechten doen terugdrijven, zonder eenige acht op hunne vijandige houding te slaan.

Een onnoozel kind van veertien jaar, met Kerlenbloed in de aderen toch; want hij weerstond het langste aan Tancmars lieden. Men heeft den kleinen Eric zoo onmenschelijk geslagen, dat hij er van te bedde ligt." "Laffe wreedheid!" riep Robrecht. "Ha, gij hebt het arme kind gewroken, niet waar?" "Hemel! en wat hebt gij gedaan?" zuchtten terzelfder tijd de proost en de kastelein.

Naarmate de tijd verliep, groeide de hoop op eenen goeden uitslag onder de Erembalds aan, omdat zij elkander moed inspraken en door allerlei gunstige vooruitzichten Burchard poogden te bedaren. De Tancmars, integendeel, door het gevoel van Rambolds plichtigheid reeds in twijfel gebracht, verloren bij het gezicht der welgemoedheid hunner vijanden bijna alle hoop.

"Inderdaad; maar wij willen niet vernederd of getergd worden door degenen die de schuld zijn van des graven dood. Wij eischen dat de Tancmars oogenblikkenlijk niet alleen den burg, maar onze stad verlaten. En geeft men ons niet zonder uitstel deze bevrediging dan geschiede wat kan, zij geraken niet levend uit onze handen!"

Wat kwamen deze booze vervolgers der Kerels op den burg doen? Ha, indien zij tot onder het bereik der pijlen durfden naderen, met welke vreugd zouden Robrecht en zijne gezellen de vernedering van Kerlingaland op hen wreken! Maar de Tancmars keerden ter rechterzijde en gingen achter den opgeworpen dam tot bij de Hoogpoort. Hier traden zij met hunne wapenknechten in de gebouwen van het klooster.

Daar hoorden zij onverwachts weder bazuingeschal hergalmen, en zagen van den kant der Markt een tiental ridders en eene bende wapenknechten door de Hofstraat den burg naderen. De standaard, die men voor de bazuinblazers hield opgeheven, verklaarde hun wie deze lieden waren. Inderdaad, de standaard droeg de wapenteekens der Tancmars, Eet geslachtszinnebeeld van de bloedvijanden der Erembalds!

Rust zal ik toch in mijn leven niet meer vinden voordat ik den laatste dezer booze Tancmars het hoofd gekloofd hebbe!" "Gij spreekt als een redelooze woestaard", bemerkte de proost. "Al wat men uit uwen mond hoort is vermoorden, verdelgen, verpletteren. Wat recht hebben wij om over onze vijanden te klagen indien wij wreeder, boozer en gewelddadiger zijn dan zij?

"Alzoo de raadsheer Tancmar is in de stad?" vroeg de proost peinzend. "Ja, maar hij keert terug op de baan naar Atrecht om den graaf te gemoet te gaan." "Wanneer vertrekt hij? Dezen morgen nog?" "Neen, in den vooravond." Bertulf schudde het hoofd. "Verwacht gij dan een erg kwaad van Tancmars tegenwoordigheid?" vroeg de voorschepen verwonderd.