United States or Singapore ? Vote for the TOP Country of the Week !


Omstrenglen wy uw kruin met die gewijde banden Waar 't Goddelijk ontzag van afstraalt! Neem hen aan! U zweeren we onze trouw, en vloek die u weêrstaan!" Zoo roept men. Segol zwijgt. Nu knielt men aan zijn voeten: "Heil, Koning! Laat uw volk zijn meester thands begroeten!"

Neen, gy wierdt mijne echtgenoot, Mijn weêrhelft: mijn geluk, en eenig, tot de dood. Maar 't hoogst belang...! Ontzie het ijslijkst lot te tergen! Laat Segol van uw hart dit blijk van liefde vergen! Geen klacht, geene achterdocht, en u en my te laag, Wanneer ik voor uw heil, voor 't aardrijk, alles waag!

Zegt dan Prometheus bij Eschylus: Gaat, bidt, demoedig smeekend, elk gebieder aan! Door mij wordt Zeus nog minder dan een niet geacht. Hij moog zich machtig toonen voor een korten tijd, Zooveel hij wil: beklijven zal zijn rijksmacht niet. Wij hooren den weerklank bij Segol:

Men breidt zich uit, verdunt zijn rijen, en verbreedt De Heirspits, en verbergt zich d' aanblik van zijn leed. Nu biedt zich Segol aan. Hy draagt op bei zijn handen Argostans veldheerknots, gepunt met evertanden, En legt haar aan de spits des legers staatlijk neêr. Hy voere 't, die uw hals van 't dwangjuk mag bevrijden! Aan my behoort het niet.

B. heeft te recht, als uit de variante blijkt, verbeterd: "des vaders". "Zijns" zou op den "bloedvlek" slaan, waarvan de vermelding onmiddellijk voorafgaat. Ie Zang, vs 164, bl. 5, rl 5 v. o. In honderden van vesten. Men denke hier niet aan steden; dat buitensporig zou zijn; maar aan versterkte plaatsen: castella, castra. Zooals Segol er een beschrijft, IIIe Zang, vs 555, volgg.

De geest-zelf ligt, verkracht, als machtloos neêrgezegen: En vindt, op 't onverhoedst in 't werktuig aangetast, Het leven pijngevoel, en heel het lichaam, last. De krijgshoop nadert vast. Twee Grooten treên hun tegen En leiden ze op. De steilte eens heuvels opgestegen, Wacht Segol hen met die ontzachtbre houding af, Die achtbre lijfsgestalt' by 't hart eens Konings gaf.

Men moet de woorden "Tot nieuwe krijgsbedrijven gesterkt" voegen bij het woord "heldenstoet", als las men: van zulk een heldenstoet, als hij tot nieuwe krijgsbedrijven gesterkt zal zijn, wat mag ik daarvan verwachten. Ve Zang, vs. 409, bl. 82, rl. 5 v. b. Wen een onzichtbre hand zich in de zijne kleefde, Hem opvoerde, en met hem den ethersfeer doorzweefde, En Segol, Segol, riep!

Ik mis vooreerst, en in de voornaamste plaats, die eenheid, die, volgens D.C. zelf overal "maar vooral in zijn Epos het karakter van Bilderdijks streven, aanleg en geest was." Er zijn hier blijkbaar twee heldendichten: het eene bezingt de overwinning op de Reuzen door Segol behaald en zijn verheffing ter wereldmonarchy: het andere zijn val in verband gebracht met de bestorming van Eden.

Zoo is de variante op vs. 454 van dit boek merkwaardig; waar B. eerst Segol had doen zeggen, sprekende, ten aanhoore van het leger, tot de strijdakst van Hanoch door Argostan gevoerd: "'t Geen thands een mindre vuist, maar u het naast omsluit" waarvoor hij in de plaats stelde: "maar Hanoch waard." IIIe Zang, vs. 447, bl. 47, rl. 16 v. b. En strikt een heilig snoer, ontvlochten van de altaren.

Maar in een "droom" vervallen, dringt haar gezicht in de verdere toekomst. Zij ziet zich met haar echtgenoot in een woestijn verlaten; het bloed van den door monsters aangegrimden en mishandelden Segol op haar kleven, en zich zelve met hem in de ontzettendste natuurtooneelen, waarin men duidelijk den zondvloed erkent, omkomen. Ook Segol ontvangt zoodanige waarschuwende teekenen.