United States or Portugal ? Vote for the TOP Country of the Week !


Doch nu zij hiervan genoeg gezegd. Laat mij thans liever scherper omlijnen en als tastbaar maken, wat ik onder Scheppend Vermogen versta en ook wat de oorzaak is, dat et nimmer geheel onvertroebeld in een kunstwerk kan verschijnen. [p.120] Want dit alles mag geen abstractie voor u blijven, lezer, gij moet het voelen en zien, als ik. Doch hier ontmoet ik een moeilijkheid op mijn weg: in vroeger werk heb ik reeds hierover geschreven, en ik geloof dat ik nu, mij-zelf herhalend, het eer slechter dan beter dan toen zou formuleeren. Zoo moge ik het dan, met terzijdestelling van een zekeren schroom, hier als citaat doen volgen: "De kunst-scheppende Macht heeft geen menschelijken wil of bewustzijn. Scheppend met het schitterendst vernuft, de diepste teederheid of heftigsten hartstocht van het gevoel, met de verrukkelijkste omvaming der intuïtie, verschijnt Zij den onbedachtzamen als menschelijk vernuft, gevoel of intuïtie, maar Zij is geen dezer, noch eene samensmelting van hen. Zij bevindt zich tezelfder plaatse als dit drietal: den menschelijken geest, máár gelijk een meester onder zijne leerlingen. Haar bewustzijn, oneindig ver verheven boven het hunne, wordt door hen niet gekend. Uit de grondelooze diepten van haar Wezen doet zij de kleurrijke visioenen, de heerlijke vergelijkingen, de melodieuse rhythmen en de zoete saamklinkingen der harmonieën opwellen en deinen en blinken voor hun luisterende, voor hun ziende verlangen. Dit zijn Hare geschenken aan hen wier verheffing en geluk Zij beoogt. Van Haar leeren zij, aan Haar richten zij zich op. En moge het verstand haar vrijmoedigste, het gevoel haar schuchterste en aanhankelijkste en de intuïtie haar meest zielvolle en begenadigde leerling zijn, leerlingen zijn zij alle drie, en kunnen nimmer, wìjl zij 't zijn, zelfstandig werkend, zóó pure, zóó heil-verleenende wijsheid winnen, als die hun uit hare handen daalt. Want Zìj is de absoluut-volmaakte, de voortbrengster van vlekkelooze werken, de groote Vereenster, de Oneindige Liefde. Niet alleen in den menschelijken geest bevindt Zij zich, en kan als zoodanig de kunst en wijsheid voortbrengende Macht worden genoemd, maar in alles wat is, is Zij, en wij allen noemen Haar dan Natuur of God. In den aanvang, zoo ik met mijn armelijke woorden van haar werken mag spreken, doet Zij de atomen tot een wereld samensnellen, dan, wanneer zij verbonden zijn tot een aarde, [p.121] blijde tot 't baren van schoonheid bereid, drijft Zij uit haar de wezens omhoog. En is onder dezen de mensch verschenen dan doet Zij uit hem die geestelijke aarde de kunstgewrochten, de wijze gedachten en alle de geestelijke verheugingen opbloeien, 't Is dan of Zij, voor 't eerst, hem wil inwijden in 't geheim van haar scheppend vermogen: uit hem, mèt hem, baart Zij een nieuwe wereld, eene afschijning van gene, die Zij alleen schiep; een nieuwe aarde vol geurende bloemen en zingende vogels, vol wezens als dieren en menschen rijst in 't licht.... Zóó ontstond al de waarachtige wijsheid, de waarachtige kunst,

Maar dikwijls ook weet zij haar innerlijk leven, de vreugden en smarten der minnende ziel te boetseeren in hare smijdige taal, telkens nieuwe rhythmen en vormen vindend en die verlevendigend met het lichte spel van rijmklanken, van staand en slepend rijm, van dubbelrijm en refrein. Eentonig heeft men gezegd. Is niet elke minnelyriek eentonig? Ook de heide is eentonig.

Sinds de groote Florentijn zijn hel- en hemelvaart had voleindigd, en de koortsende droomen van demonen-vrees en godsliefde der middeleeuwsche wereld in den greep van zijn onverwrikbaren wil getemd en tot in schoonheid geordende tafereelen had omgeschapen; sinds hij ze had volgezongen met zijn ziel beelden, gemaakt van geluid, en muziek uit aanschouwing geboren ; sinds dien heeft hij het lieflijke maar vooral het gruwelijke der wereld met zijn naam en macht overheerscht. Dantesk, bovenal, was het gruwzame duister, van de schicht-naderende dreigingen doorrossigd der dood- en lijdens-verbeeldingen; Dantesk was al wat 'schoon zinnelijk, de vermoede afgrijselijke majesteit der demonische bòvenzinnelijkheid droeg; Dantesk waren die statige vaste rhythmen der groote, als wonderen van smeedkunst dooreengestrengelde en bebloemde poëmen, die het geluid-geworden begrip: wereldheerschappij zijn; en Dantesk was wel ook het lieflijke, doch mits het door een goddelijk-hooge tragiek was omstormd en als lekend nevellicht van de bleeke gelaten der Francesca's en Paolo's afscheen. Maar w