Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 mei 2025


Nu, dat patroon moet ze je geven voor de jonge mevrouw Kopperlith, voor mevrouw Kopperlith-Huddewitz, begrypje? En je vraagt den prys ... den allernaasten prys, moet je zeggen. En dan ga je naar myn huis, en je schelt aan, en je zegt aan de meid dat je van my komt van "m'nheer" weetje en je doet het kompliment, en je zegt ... Maar, Pompile, hoe kan hy weten waar je huis is? Ah, ja!

De oude Gerrit was 'n pruttelaar, maar overigens bestond z'n grootste fout op de rhumatiek na in 't koketteeren mèt die rhumatiek, 'n begaafdheid die hem alleraardigst te-pas kwam om nu-en-dan 'n boodschap voor den jongeheer Pompile uittewinnen. En ook deze leverde geen bruikbare vlek in de eentonige schildery van 't gewone. Gelukkig dus dat ik geen romanschryver ben!

Ook in dit gedeelte van 't "vak" was Pompile een eerste meester. Zelfs Wilkens moest erkennen, dat ... enz. Geen van die heeren had ooit iets anders gedaan, geen hunner had gehaakt naar andere inspanning. Ze voelden zich volkomen verzadigd. Zelfs 't boekhouden van den ouden Dieper ging hun sfeer te-boven.

En: "hierop legt de kerel het toe!" zei Gerrit. Dit alles was den jongeheer Pompile bekend, en toch drong hy er op aan dat Wouter belast worden zou met de inkasseering van dat "smeerige" briefje. Zie je, Dieper, 't is nuttig voor hem dat-i alles leert. Zeker, jongeheer, maar ...

Wouter kneep het ding, en voelde neiging de schoone Hersilia daarmee den kop te kloven. Hy staarde haar zonderling aan. Op de veer drukken, weetje? Druk op dat veertjen in 't stokje, schreeuwde Pompile, die evenmin als de anderen aan iets anders dacht dan aan onhandigheid, of hoogstens meende dat "de jonge Pieterse" z'n zuster niet verstaan had. Doe 't 'm eens voor, Pompile, zei de oudeheer.

Geen enkele kolom sloot met de facitten van m'nheer Wilkens. Hy werd zeer verdrietig, en betrapte zich op heimwee naar ... de twee gevestigde zaken op den Zeedyk! Een heer stapte de binnenplaats over. 't Was m'nheer Pompile, oudste zoon van den huize, prokuratiehouder en medechef van de firma Ouwetyd & Kopperlith. De auteur vermaakt zich met meikevers.

Maar de dame die hem begluurde, had 'n veel aangenamer uiterlyk dan de "oude mevrouw" van de Keizersgracht. Julie Huddewitz, slechts sedert eenige maanden de echtgenoot van Pompile, was 'n jong ding dat nog altyd niet diep genoeg was doorgedrongen in amsterdamsch fatsoen en in de hooge waardigheid van haar gemaal, om precies te weten wat 'n jongsten kantoorbediende niet toekomt.

Daar werd zoowaar de jongeheer Pompile weer zichtbaar, nog altyd ongekleed. Zoo, sta je daar nog? Ja ... zoo ... hoor eens! Weet je wat je doet? Je moet eens zoo goed wezen, gauw 'n barbier voor me te halen. Die lieve goeie Pompile! Hy vergunde Wouter zich eens te bewegen. Deze vervulde z'n naastbyliggend plichtje met yver en dankbaarheid.

Dieper legde langzaam en voorzichtig z'n pen neer, trad 'n stap achterwaarts hy boekhouwerde altyd overeind snoot z'n neus, hèmde z'n keel schoon, en sprak met expresselyk voor deze betuiging gereed gemaakte organen: Ja, jongeheer, heel geringe menschen! Zieje, ging Pompile voort, m'nheer Dieper zegt het ook, en ... die leerkooper schryft z'n naam met één b.

Luister, m'nheer Krucker! In 'n heel jaar, weetje! M'n zoon Flodoard te Rome! Maar, papa... Stil, Pompile! Wel, mannetje, spreek op! Laat m'nheer Krucker d

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek