Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 20 juli 2025
En by die gelegentheyt in 't voor-by gaen, De beschrijvinge van 't houvvelick van Hippomenes en Atalante, uyt de oude Poëten. Het vierde trou-geval bestaet uyt de beschrijvinghe van den Maegden-roof der Benjamijten te Sçilo. Waer op volght,
Of men bracht het oude type korter bij dat van den eigen tijd en dempte zoodoende de kloof. Zóó deden eigenlijk van den beginne af die poëten, voor wie de oudheid slechts costuum leverde. Op deze wijze was het mogelijk, de romantiek voort te zetten. Maar dan was het ook niet veel meer dan een spelletje.
Een goedkeurend knikje: de man was er niet weinig mede gestreeld, dat Vondel hem nog steeds den roem der boekverkoopers achtte: Die midden in het choor der Hollandsche Poëten.... Weder een vroolijke lach op het gelaat: hij had niet verwacht, dat Vondel hem in het koor, en nog wel midden in het koor der dichters plaatsen zou. Met 't drucken van sijn rijm, veel geld te samen hoopt.
Waar hij er op wijst, hoeveel de menschheid aan de poëten te danken heeft, herinnert hij even aan niemand minder dan SHELLEY die in zijne Defence of Poetry deze gedachte heeft uiteengezet met een rijkdom van gevoel en wetenschap en bekleed met een heerlijkheid van taal, waarvan de Antwerpsche schepenklerk zich geene voorstelling heeft kunnen vormen.
MAERLANT toont besef te hebben van dien omkeer en van nu af zien wij hem in de nieuwe richting voortgaan. Meer dan eens stelt hij "der poëten fabelen", de "boerden ende favele" tegenover de waarheid, tegenover het evangelie. Die ewangelie es ons te zwaer, Omdat soe recht seit ende waer. Of MAERLANT niet aan zich zelven gedacht heeft bij zijn verhaal van dien "coninc van versen"
Onder smartkreten en jammerklachten baarde het gemarteld, bloedig gegeeselde Jodendom in de Ghetti der middeleeuwen zijn wijsgeeren en poëten, zijn taalgeleerden en lexicografen, zijn artsen, wiskundigen en astronomen, zijn Talmudisten en Casuïsten, zijn predikers en bijbelverklaarders."
En is er de luchtstreek wat koud, Zijn er geen bronnen noch mijnen van goud, Men is er zoo zalig gezeten Te midden van Schiedam en kaas en tabak, Ducaten en poëten. */ Ha, ha, dommerik die ik ben! Waar men zoo vroolijk zingt, kan verdriet noch lijden heerschen... en ik, die reeds schrikte, in de verwachting der vervaarlijkste dingen!
Wij zullen in de volgende bladzijden dan ook herhaaldelijk stooten op survivals van Wôdan en zijn kring: een sekondaire mythologische vorming dus. Laat ik slechts wijzen op enkele uitdrukkingen. Wij lezen in een Nederlandsch hs. van 1470: "Ende de poeten in heure fablen heetend ourse, dat is te segghene Woenswaghen". Het sterrenbeeld van den Grooten Beer werd dus als Wôdanswagen beschouwd.
De dichtkunst werd slecht betaald en het gevolg was, dat de poëten soms op thans minder gebruikelijke wijze geld uit hun verzen trachtten te slaan, b.v. door zich onder de hoede te stellen van een Maecenas, of door het vervaardigen op bestelling van gelegenheidsgedichten. Een eigenaardig voorbeeld van exploitatie der dichtkunst deelt Prof. Kalff mede: de dichter Jan Jansz.
'Vurige' of 'smachtende blikken, of zelfs 'een kus van roozeroode lippen, zooals onze poëten zulks in hunne verzen zeggen, zouden hun al te sterke uitingen van hun gevoel toeschijnen, en zij laten dat alles uit hunne liederen weg; evenals de Grieksche treurspeldichters alle, het zedelijk gevoel en de oogen kwetsende zaken, van het tooneel verwijderden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek