United States or Saint Barthélemy ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Veels te veel goedheid," zeide Helding, nadertredende en het hem aangeboden glas met nieuwe buigingen aannemende: "uwe gezondheid Heeren! Ik was de slatuintjes eens rondgekuierd; ik dacht niet, dat ik op weg naar huis nog kennissen zoude vinden." "Allons! ga zitten," zeide Lodewijk, hem bij de schouders vattende en op een stoel plakkende: "en drink nog reis.

En Gawein zag geen burcht en wist deze wegen ook weinig en heugde zich niet kasteel of kapelle of welke woning ook in deze contreien... Hij wist alleen de richting: Westwaarts was hij gereden, Westwaarts had hij gekozen, volgens ingeving van Sint Michiel, zijn weg, en hij wist alleen, dat een breede rivier daar wezen zoû, zoo hij zich heugde deze oorden van vroegere dwalingen... En werkelijk, daar blauwde in de nacht de vloed en verder op vloeide die, blanker, in de late maan, die rees, later, deez' nacht, dan zij gerezen was de nacht van gisteren toen Gawein Ysabele onder aan de burchtmuren gevonden had... En breed en kalm stroomde, bijkans zonder kabbelingen, de maannacht weêrspiegelende stroom en de witte glansen vloeiden van de lange rietstengelen af en versmolten dan in het glinstere water... Bekoord om zoo stille schoonheid, staarde Gawein, tusschen de telkens zijn blik brekende stammen en takken en zwarte sluiers wevende bladeren, de rivier toe, tot hij eensklaps verschrikte... Want over het water gleed als een witte vrouw weg, meê met den stroom, gleed zij, haar witte gewaad plakkende om hare leden, haar gouden haar plakkende om heur witte gelaat en schouders, als of de stroom zelve haar liefdevol het hoofd hield omvat en zoo mede sleepte in zachte maar sterke vaart... En toen Gawein haar zag, seinde hij zich en seinde hij een kruis naar de verdronkene toe... En steeg toen af, nam het paard bij den teugel en liep dichter toe naar den oever... En van af den oever herkende hij wie daar, dood, verdreef op den stadigen stroom... Het was Alliene, het was de jonkvrouw; het was Amadijs, het was zijn vergeten schildknaap en Gawein begreep alles en zijn geluk, dat zon in zijn hart was geweest dien dag, verzwijmde in eenen om de smart en het medelijden, die hij gevoelde, om den schrik, dat hij niet eerder begrepen had en zoo weinig van hoofschheid gepleegd had tegenover de ongelukkige maagd, die hij gered had maar niet bemind, en hij herinnerde zich het zwaard tusschen hen beiden in, in de leêge, onverschillige nachten... Maar hij herinnerde zich niet, dat die onverschilligheid juist eerbied was... Toen welde het in Gawein vol van wroeging en weemoed en van groote smart en hij waadde, zijn ros aan den toom, door het riet en trad in het water tot aan de borst, verder dan de stroom de drijvende mede voerde... En daar wachtte hij haar op.

Maar zoodra zij weer op vasten grond was ontsnapte Leontientje hen lachend; en haar bloote, roze voetjes, die nu glinsterende pareldroppels door het bloeiend gras schenen te sprenkelen, vluchtten naar het woonhuis toe. Standje, afgemat en hijgend van emotie, volgde haar in zijn druipende en plakkende kleeren, als een groote, magere, slijkerige bond met ruige haren.

Daarom deden we, wat we in zulke gevallen altijd deden, we gingen op een draf naar de gasfabriek, den natten kameraad, die in zijn zware, plakkende, druipende kleeren niet zoo hard loopen kon, tusschen twee flinke loopers in, hand aan hand met hem voorthollend, de anderen er achter. In de gasfabriek, aan de buitenzij der stad gelegen, waren de mannen altijd welwillend.

De ijs-kegels aan de goten, bleek-glinstrend, knapten, stortten onhoorbaar bij 't knettrend, zwaar-sissend branden van planken en balken. De daken, koud en met plakkende wigjes sneeuw onder de pannen, druilden in glimming alsof 't regen-sputterde.