United States or Saint Barthélemy ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij keek naar de breede rivier. Het water leek op gloeiend, vloeiend staal en midden op dien vaalrooden stroom, waarover paarse en oranje kabbelingen zweefden als rillingen van rauw-opengereten, lillend en bloedend vleesch, lag onbewegelijk een bruinzwart schip geankerd, in schijn reusachtig groot, als een arke Noach's op een zondvloed van verdelging.

Zij zouden die bank gemakkelijk herkend hebben aan het meerdere geluid en geweld van den stroom, aan de kabbelingen van het water, waaromtrent zeelieden als Gilbert en Mars zich niet vergissen konden.

En zooals eene die zich voor het eerst zet bij een veelgeliefde, zat hij neer, en deed het oor open voor 't wonderboek. Hij keek er in zooals wie in een water kijkt buiten onder boomen, het zwart water is licht van kabbelingen van de zon. En stil begon de wetenschap te spreken. "De arbeid maakt alles van uit de aarde. De arbeiders huwen zich met de aarde. De arbeiders de Man, en zij de Moeder.

Zij dreef naar de wijde zee toe, die is het groote, weldadige, alruime graf, zoeter dat zilten graf dan welke aardsche kuil ook zoû wezen... En toen hij haar niet meer zag, zij verdrijvende als een zacht zilveren kabbeling, witte lijn, wèg met alle kabbelingen en verlijningen van het verdere water, steeg hij uit water en riet, druipende de zilveren stralen van zijne zilveren rusting.

Zware, loodkleurige massa's dreven aan den hemel samen en een schemering scheen als een grauwe asch neêr te vallen. De bladeren sidderden aan de twijgen en het water van den vijver rimpelde zich met lichte kabbelingen. Truus was blijven staan en keek steeds uit. Ik hoop maar, dat ze parapluies bij zich hebben! zeide de oude mevrouw ongerust en zij verhief zich eveneens met Cathérine en Mathilde.

En Gawein zag geen burcht en wist deze wegen ook weinig en heugde zich niet kasteel of kapelle of welke woning ook in deze contreien... Hij wist alleen de richting: Westwaarts was hij gereden, Westwaarts had hij gekozen, volgens ingeving van Sint Michiel, zijn weg, en hij wist alleen, dat een breede rivier daar wezen zoû, zoo hij zich heugde deze oorden van vroegere dwalingen... En werkelijk, daar blauwde in de nacht de vloed en verder op vloeide die, blanker, in de late maan, die rees, later, deez' nacht, dan zij gerezen was de nacht van gisteren toen Gawein Ysabele onder aan de burchtmuren gevonden had... En breed en kalm stroomde, bijkans zonder kabbelingen, de maannacht weêrspiegelende stroom en de witte glansen vloeiden van de lange rietstengelen af en versmolten dan in het glinstere water... Bekoord om zoo stille schoonheid, staarde Gawein, tusschen de telkens zijn blik brekende stammen en takken en zwarte sluiers wevende bladeren, de rivier toe, tot hij eensklaps verschrikte... Want over het water gleed als een witte vrouw weg, meê met den stroom, gleed zij, haar witte gewaad plakkende om hare leden, haar gouden haar plakkende om heur witte gelaat en schouders, als of de stroom zelve haar liefdevol het hoofd hield omvat en zoo mede sleepte in zachte maar sterke vaart... En toen Gawein haar zag, seinde hij zich en seinde hij een kruis naar de verdronkene toe... En steeg toen af, nam het paard bij den teugel en liep dichter toe naar den oever... En van af den oever herkende hij wie daar, dood, verdreef op den stadigen stroom... Het was Alliene, het was de jonkvrouw; het was Amadijs, het was zijn vergeten schildknaap en Gawein begreep alles en zijn geluk, dat zon in zijn hart was geweest dien dag, verzwijmde in eenen om de smart en het medelijden, die hij gevoelde, om den schrik, dat hij niet eerder begrepen had en zoo weinig van hoofschheid gepleegd had tegenover de ongelukkige maagd, die hij gered had maar niet bemind, en hij herinnerde zich het zwaard tusschen hen beiden in, in de leêge, onverschillige nachten... Maar hij herinnerde zich niet, dat die onverschilligheid juist eerbied was... Toen welde het in Gawein vol van wroeging en weemoed en van groote smart en hij waadde, zijn ros aan den toom, door het riet en trad in het water tot aan de borst, verder dan de stroom de drijvende mede voerde... En daar wachtte hij haar op.