Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 mei 2025
Hoe had zij zelf dikwijls ademloos van spanning zijn stilten beluisterd, plotseling gebroken en opgelost door een simpel of pathétisch gebaar. Want ook van de schoonheid van het gebaar, bezat hij als geen ander het geheim. "Le geste, le grand geste éloquent et splendide."
Ik acht de waarheid hooger dan het Staatsblad en geef openlijk deze verklaring al zoude mijne ongeschiktheid tot ambtenaar als een onmiddellijk gevolg dier verzekering beschouwd worden." De toon zijner verantwoording is scherp, soms pathetisch. Als hij er kans toe ziet, schrijft hij graag een hatelijkheid aan den steeds aanmerkingen makenden chef.
Gewoonlijk ziet men, dat droge erwten een afdoend middel zijn om booze geesten te verdrijven, maar Bimbogami, de God der Armoede, is niet zoo gemakkelijk te overwinnen. Er is iets pathetisch in het denkbeeld, dat de armoede beschouwd moet worden als een koppige en ongewenschte knaap, want hier komen wij op het terrein der werkelijkheid.
De waterjuffer wordt dikwijls in de Japansche poëzie vermeld, maar nergens meer pathetisch dan in de volgende regels, door Chiyo geschreven na den dood van haar zoontje: "Hoe ver zou hij wel hebben rondgedwaald, En op zijn tocht de waterjuffer ingehaald?" Chiyo geeft in die schoone regels veel te denken, want in haar moederliefde is er geen droevige voorstelling van den Dood.
Zij zwaaiden naar mij met hun armen en op hun verhitte gezichten en in hun stralende oogen glom reeds bij voorbaat ondeugende pret. Is ze daar! riep de Groote Dichter mij toe. En de Groote Schilder zond kushanden door de lucht, terwijl de Groote Musicus pathetisch galmde: "Oh bel ange, ma Lucie!" De jonge dames giegelden en lachten.
Maar op eens, evenals de Clown in het Engelsche drama op het meest pathetisch oogenblik te voorschijn treedt, daar vertoont zich de Aanspreker: zijne verschijning brengt bij al de aanwezigen ongeveer dezelfde gewaarwording te weeg, welke een valsche noot in de muziek bij den kenner doet ontstaan: alles bij hem is in wederspraak met het aanwezige gezelschap: zijn kostuum; want hij draagt den rouw aan 't lijf, dien de huisgenooten nog maar alleen in 't hart dragen: zijn gelaat; want het staat alleen koud en onbewogen tusschen al die nat bekreten wangen: zijne redenen: want, terwijl de overigen alleen wenschen te spreken over de deugden des ontslapenen en de grootte van hun verlies, spreekt hij van ceêlen, van zwart lak, van timmerlui, van rouwpapier, van koetsiers en van begrafenis-boete: zijne innerlijke gemoedsbewegingen; want, terwijl leed en droefheid den boezem zijner lastgevers vervullen, loopen zijne gedachten over het vermoedelijk bedrag van het loon, dat hem wacht, en berekent hij, uit hetgeen hem van den staat des boedels bekend mag zijn, of de fooien min of meer aanzienlijk zullen wezen.
Toen werd de jongeling op eens pathetisch, en vroeg met hevige rolling zijner oogen: "Maar beste! als ik nu toch eens onder de diligence verpletterd was?" "Ach Hemel! dan was ik ook verpletterd." "Je bent toch een engel!" fluisterde de jongeling. "Maar wil je nu niets gebruiken? zijt ge waarlijk niet geschrikt?" "Waarlijk niet?" antwoordde het meisje, en zuchtte hoorbaar.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek