United States or Bhutan ? Vote for the TOP Country of the Week !


ÆMILIUS. U, Lucius, en u, oversten der Gothen, Groet de Romeinsche keizer door mijn mond; Hij, hoorend, dat gij in de wapens staat, Vraagt in uws vaders huis een mondgesprek; En zoo gij vordert, dat hij gijz'laars stelt, Dan worden zij terstond u toegezonden. EERSTE GOTH. Wat zegt ons legerhoofd? LUCIUS. Æmilius, zoo de keizer aan mijn vader En mijn oom Marcus goede borgen zendt, Dan komen wij.

Deze nederlaag kostte zoo vele Romeinen, en daaronder vele dappere oversten, het leven, dat de tijding daarvan Keizer TIBERIUS ontzette, hoewel hij de schade ontveinsde, omdat hij het niet durfde wagen de schande zijner wapenen te wreken. De Romeinsche Geschiedschrijver, die deze gebeurtenis verhaalt, voegt er bij: Sinds dien tijd werd de Friesche naam vermaard onder de Germanen.

Alle bevelen worden aan hem gegeven; hij alleen is verantwoordelijk voor zijn troep, dien hij naar goedvinden bestuurt, zonder dat men hem, tenzij dan om zeer gewichtige redenen, kan verplaatsen of wegzenden. Tusschen den kapitein en den generaal staan wel de oversten en de kolonels, maar hun gezag bestaat slechts in naam.

Daar zag hij eensklaps Disdir Vos tusschen de Houtkerels. Deze ridder moest een hunner oversten zijn, want hij deelde zichtbaar bevelen uit tot het ontladen der wagens en tot het bergen der wapens in de stapelhuizen. Disdir Vos bemerkte Robrecht en kwam tot hem. "Hoe staat gij daar werkeloos en onverschillig, mher Sneloghe?" vroeg hij.

Inderdaad, de sergeant-majoor, die zeer geleerd was en bij zijne oversten als een uitstekend soldaat stond aangeteekend, zou ongetwijfeld, vooraleer een jaar verloopen ware, tot den graad van tweeden luitenant vervorderd zijn. Toonde hij zich met de gouden epauletten op de schouders en den officiersdegen aan de zijde voor Mr.

Het gesprek werd dikwijls daarna hervat. De grijsaard was een gewezen priester van de St. Jacobskerk te Antwerpen, die in den patriottentijd om zijn hervormingsgezindheid moeilijkheden had gekregen met zijn oversten, en die nu eenzaam en menschenschuw zich niet verre van den "Groenen Hoek" had teruggetrokken.

De Bevelhebber was, met één woord gezegd, ten mynen opzigte een geheel ander mensch geworden. Zyne manieren waren toen zoo geschikt, dat ik niet verlangen konde mynen tyd in beter gezelschap door te brengen. Hoe was het mogelyk, dat ik te gelyker tyd de vriend van twee Oversten was, die door nyd jegens elkander gedreven wierden.

De koning wendde zich om en deed een teeken tot de oversten die op zijn bevel stonden te wachten. Eene groote beweging liet zich oogenblikkelijk tusschen de ridders en wapenknechten opmerken. Ieder steeg te paard of schikte zich in zijn gelid. Insgelijks naar zijn paard stappende, vroeg de koning aan mher Van Praet: "Veldheer, heeft men nu eene betere herberg voor mij doen bereiden?"

Zij, die vroeger boven mij stonden, benijdden mij, of wilden op denzelfden toon als voorheen met mij blijven verkeeren. Ik begreep dat dit niet mogelijk was en mijn gezag zou ondermijnen. Op zekeren dag, toen de oversten van het leger bij mij ter maaltijd waren en met mij wilden schertsen, wees ik hun op het gouden bekken, waarin men, voor wij aan tafel gingen, hunne voeten gewasschen had.

Hier verhief zich een zoo lange en zoo dikwijls herhaalde zegeschreeuw, dat de veldheer in langen tijd zich door niemand kon doen verstaan of hooren. Eindelijk gelukte het hem zijne bevelen aan eenige oversten mede te deelen.