Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juni 2025
Goede God! ach laat haar leven Tot mijn voordeel, tot mijn vreugd, Welk een droefheid zou 't mij geven, Haar te missen in mijn jeugd. Zie Keesje! deze doode mug Vloog nog zo even blij en vlug, Maar 't is door onbedagtsaamheid, Dat hij nu dood op tafel leit. Hij had in 't kaarslicht zulk een zin, En vloog er onvoorzigtig in. Nu ligt hij daar; maar 't is te laat; Er is voor 't mugje nu geen raad.
De oude Dame, met welke Pols wandelde, was zeer spraakzaam; maar zij sprak weêr zulk raar Hoogduitsch, dat de goede man een paar malen moest verzoeken de phrase te herhalen, en dan nog eindelijk even wijs was als te voren. Eindelijk luisterde hij maar toe, doch liet zich onvoorzigtig ontvallen: "Dat spreken van vreemde talen is toch verbruid lastig."
Nu, men behoeft zijne vier jaargetijden slechts aan te zien, om te gevoelen dat het zeer onvoorzigtig zou zijn hem bij die soort van hoogere burgerschool tot docent aan te stellen! En wat doet Dijk met zulk een vriend? Doch vermoedelijk kent Adriaan hem even kwalijk als hij zelf Hooft en Rembrandt kent.
Nu, maar ik zeg ook niet dat hij onvoorzigtig moet zijn, hernam de ander, ik meen alleen dat hij nu juist niet behoeft te beginnen met zich allerlei voorstellingen omtrent hof- en staatsintriges in 't hoofd te halen, maar kloek en blijmoedig het leven behoort in te gaan. Zoo begonnen wij allen, en we zijn er immers wél bij gevaren.
"Kortenaer is het oud-vaderlandsch gevoelen toegedaan, dat de heeren zich tegen de avondlucht moeten wapenen door kruidenwijn te drinken en de dames door mantels om te slaan." "Adriaan belastert mij," zeide André, "doch hierin heeft hij gelijk, dat ik het zeer onvoorzigtig van u vind, op dit uur blootshoofds en zonder mantel in den tuin te wandelen.
De knorrige Mohammedaan bromde nog wel iets achter zijn baard, maar hij begreep dat tegenspraak hier onvoorzigtig zijn zou, daar hij Selim, en deze wist dat ook wel, als bondgenoot tegen Akbar's geloofsverzaking van noode had. Hij zweeg dus, en eindigde, om zijn leed te verzetten, met zelf dapper mee te drinken, wat de Profeet er dan ook van gezegd mogt hebben.
Natuurlijk niet, en 't bleek mij dat hij 't ook niet vermoedde. Zeg 't hem ook niet als gij hem zien mogt; later zal ik hem zelf wel inlichten. Maar gij verlangt zeker te weten wat ik van hem zeg? Welnu, ik ben heel wel met hem tevrede; 't is een flinke, eerlijke jongen, in wien ik vertrouwen stel. Misschien soms wat onvoorzigtig en wat heel openhartig....
De Jezuïet wachtte of Akbar er nog iets zou bijvoegen, maar de Keizer zweeg; en de toon van zijn antwoord duidde wel aan, dat nadere verklaring te vragen voor 't minst zeer onvoorzigtig zou zijn. En denkt gij spoedig terug te keeren? vroeg Akbar na eenige oogenblikken het stilzwijgen weer afbrekend.
Hij had hier zijn zoon HENDRIK ter uitoefening van het bewind achtergelaten; doch deze was jong, onbedreven en heerschzuchtig. Hij handelde voor 't minst zeer onvoorzigtig en verkeerd, toen hij de Friezen met strengheid wilde besturen, en de uitschrijving van belastingen met scherpe bedreigingen deed gepaard gaan. Hierdoor bedierf hij de zaak zijns vaders in eens zóódanig, dat hij zich gehaat maakte bij vele Friezen, die ook toen weder hun volksaard toonden, door afkeerigheid van dwang en harde middelen, waardoor zij immer veel minder werden gewonnen als door redelijke overtuiging en zachte behandeling. Reeds in den volgenden jare, 1500, kwamen zij in verzet, weigerden de gevorderde belasting te voldoen, schoolden bijeen en bragten weldra eene groote magt onder de wapenen, waarmede zij den Hertog in Franeker (van half Mei tot half Julij) belegerden, met oogmerk, om zich spoedig van dezen nieuwen Heer te ontslaan. Hoewel het getal dier misnoegden wel op 16,000 begroot werd, was er zoo weinig orde en bestuur onder, dat zij het zwakke stadje niet eens konden bemagtigen, en zich eerlang verstrooiden, toen ALBERT zelf met eene legermagt van 5
De beschuldiging van Sociniaansche gevoelens toegedaan te zijn, trof in 1738 drie leeraren van Heerenveen en de Knype, waarvan twee van hunne bediening ontzet werden. De Doopsgezinde Societeit beklaagde zich hierover wel bij de Staten, doch zonder gevolg, dewijl men onvoorzigtig genoeg was geweest die handeling inquisitie te noemen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek