Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 juni 2025
Maar opzettelijk een muur op te richten tusschen onszelven en het ongeziene, en dan te klagen dat de weg versperd is dat is eenvoudig kinderachtig." "En als die muur nu al opgericht is, mijnheer Bingham?" "De meesten onzer hebben dat eenmaal gedaan," antwoordde hij, "en een weg er om heen gevonden." "En als hij zich uitstrekt van horizon tot horizon, en hooger is dan de wolken, wat dan?"
Door 't koren komen de menschen, over ongeziene paden, ter Vesper. Daar is veel volk vandaag in Merkelbeek. De paters zingen plechtigen zang. Het galmt zoo breed, het klimt zoo wonder-hoog op de zachte akkoorden der begeleiding, dat het is alsof de wijdsche gewelven hooger stijgen bij 't geluid dier stemmen, als konden zij ze met hun armen niet meer omvademd houden.
Want zij had van die plotselinge nieuwsgierigheden voor de kleinste kleinigheden, die drentelende afwachtingen van heugelijke gebeurtenissen in menschenoogen doen ontstaan, en die Mathilde eensklaps de nog ongeziene krul van een behangsel-figuur deden ontleden, of haar een klein barstje in de lambrizeering lieten ontdekken en nagaan. Zoo ging de Dinsdag en Woensdag voorbij.
De stad van redenaars en barden, die in natuur en arbeid ziel en lichaam gestaald hebben, De stad die dezen liefheeft en verstaat en door dezen wederkeerig wordt geliefd, Waar de nagedachtenis der helden wordt gehuldigd door het gewone woord en de gewone daad en niet door monumenten op de pleinen, Waar geestdrift en beleid ieder zijn tijd en gelegenheid vindt, Waar de mannen en vrouwen lichtelijk denken over geschreven wetten, Waar niemand een slaaf is en niemand een meester van slaven, Waar de bevolking als een man op staat tegen de onbeperkte vermetelheid van lieden die enkel kracht vinden in den volkswil. Waar mannen en vrouwen wild van verontwaardiging opstorten, zooals, op 't gefluit van den dood, de zee zwiepende en rijtende baren opstort, Waar de achtbaarheid van het kleed altijd achterstaat bij de achtbaarheid van het hart, Waar de burger steeds hoofd en ideaal is, en de President, Mayor, gouverneur, en wie meer, betaalde dienaren, Waar den kinderen wordt onderwezen, dat zij de hoogste wetten in de ziel vinden en naar dezen behooren te leven, Waar in handel en wandel een volkomen eerlijkheid wordt toegepast, Waar de bespiegeling van het ongeziene wordt aangemoedigd, Waar vrouwen in optochten door de straten trekken naast de mannen, Waar zij in openbare bijeenkomsten plaats nemen naast de mannen; De stad van de trouwste vrienden, De Stad! De stad van het reine omgaan der seksen, De Stad! De stad van de gezondste vaders, De Stad! De stad van de best-belichaamde moeders, De Stad!, D
Zij was wel het zingend vogeltje gebleven; maar het zong vreemde wijzen, wijzen van een ongeraden land waar 't een ongeziene zonne had geleerd. Pastoor Doening meende dat het versch geluk, in haar, nog slapende tonen had gewekt en dat zij naderhand met een rijker hart van al dat uitheemsch wijde zou terugkeeren. Hij zei 't zoo aan Vere, die 't met een droevig lachje ontving.
Als hij liep in 't bosch en zag de zwartige takken en takjes, fijntjes wirwarrend tegen de wazige eindloosheid, en hij zag het teer-reine lichtgroen van de eerste blaadjes, en hier en daar een kastanjeboom, die al verder was en over den grond zijn schaduwvlekjes stoeien liet met het guldene licht, en hij zag de hooge lucht, die al dieper begon te blauwen en de blank-glanzende witte wolken, die geluidloos dreven in de zoete koelte, en als hij hoorde 't zuiver gefluit, de trillertjes en tjielp-geluidjes van de ongeziene vogels als waren er nimfen in 't woud, die lachten en kusten elkaar op de koele ruggetjes en dan daaronder 't intiem-dichtbije gekrak van zijn stap op 't droge pad, en als dan de boschgeuren zoet-prikkelend kwamen rijzen in zijn hooggedragen hoofd, dan werd 't lichter, zijn hoofd, en als doorruischt van zuivere liefelijkheid, was 't zorgen-leeg en vrij van lijden, van menschelijk getob.
Het water der rivier in de verte grommelde; de stammen der boomen werden gebeukt als met bijlen, de knappende takken sprongen woest tegen elkander, en in een warrelenden dans, schuifelende als voetstappen, slingerden de losgelaten bladeren over de ongeziene aarde. Gelijk de weeklacht van een reus was deze nacht, één lang-gerekte gil snerpte uit het duister.
De waterglazen waren naar beneden gevallen en gebroken, de waterkaraf hield zich beter, maar gulpte bij elke wending van het schip een vroolijk straaltje over onze over den grond verspreide bagage. Later voegde zich daarbij nog het zeewater, dat uit ongeziene hoeken naar binnen drong.
De wonderschotel is daarin het zinnebeeld van het ongeziene in het leven, waardoor het zuiver-menschelijk streven in ons wordt wakker geroepen om door te dringen tot dat, wat wij achter de zichtbare wereld verborgen voelen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek