Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 oktober 2025
"Het schijnt ons toe," zeide de Gravin, "dat die bruigom zijn bruid niet zeer tevreden verlaat." "Mij dunkt," zeide Oda van Wassenaar fluisterende tegen hare vriendinnen, "dat hij niet kwalijk tevreden zijn moet, nu men hem met éénen slag van een medevrijer en van een doodvijand ontslaat."
"Dan is het zeker beter, hoe eer hoe beter weder te vertrekken," zeide Oda, den zin besluitende. "Ja! ik zal van hier gaan," zeide Adeelen: "doch niet zonder Madzy." "'t Is de vraag, of de Graaf van 't zelfde gevoelen zijn zal," merkte Reinout aan. "Zie," zeide Oda, "de kring opent zich. De Graaf treedt met haar vooruit. Inderdaad! zij is allerliefst: en welke rijke kleeding!
"Welnu," voegde haar Oda toe: "hebt gij u de fraaie predikatie wel in 't hoofd geprent, die ons dat Friezinnetje in 't bijzijn der Gravin heeft opgedischt?" Beaumont had intusschen Madzy met de hem zoo eigene minzaamheid bij de hand genomen: en zoodra de hofstoet zich verwijderd had, vroeg hij haar op een vriendelijken toon, hoe zij het had.
"Schoone dames!" zeide Deodaat: "vergunt mij een oogenblik adem te halen: wat de schoonheid der Friesche Jonkvrouw betreft, geloof ik dat haar niemand die zal betwisten, te meer, daar zij er geenszins hoovaardig op is." "Ik geloof," zeide Oda: "dat in die woorden iets ligt besloten, dat een zijdelingschen zet moet beteekenen." "Vooral niet.
Dan wordt diens dochter Oda vóór hem gebracht. »Toen zette de koning Osantrix haren voet op zijn knie en deed er een zilveren schoen aan en hij paste, alsof hij voor haar gemaakt ware.« Hetzelfde geschiedt met een gouden schoen. »Toen streek de prinses zich over haar been en zeide, terwijl zij opzag: o God in den hemel, wanneer zult gij mij zoo genadig zijn, dat ik mijnen voet alzoo op den troon van koning Osantrix zetten mag?
"De slotsom van dit alles is dus," hervatte Oda, "dat dit meisje een juweel is van het zuiverste water, en dat, als zij verschijnt, wij andere Jonkvrouwen geen Ridder meer aan onze zijde zullen vinden, en onze toevlucht tot een karoledans zullen moeten nemen; maar dat is nu de groote vraag: komt zij? Of neemt zij alleen den wierook van hare Friesche aanbidders aan?"
"Onmogelijk! schoon kan zij wezen; doch zeker recht en stijf als een boonstaak, en zonder gevoel noch leven." "Neen in waarheid," viel Oda van Wassenaar er tusschen in; "zij moet bekoorlijk zijn: en men beweert, dat zij beter te paard zit dan een Rijnsburger non." "Oda! Oda!" zeide Ottilia, haar met den vinger dreigende, "gij zijt wederom boosaardig!" "Wat steekt daar voor boosaardigs in?
"Wel," hernam Oda: "dat zij nog te koop, of, met andere woorden, nog vrijster is: de getrouwde vrouwen alleen mogen in Friesland een hoofdwrong dragen .... maar wie heeft ooit gehoord dat men met een voorschoot op een feest kwam?"
"Foei Oda! kunt gij nog spotten met den dood van dien goeden Deodaat," zeide Ottilia, met tranen in de oogen. "Ik beklaag den armen Ridder van ganscher harte," hernam Oda: "doch mijns bedunkens is die Friesche Roos nog meer te beklagen, die, op éénen dag, haar éénen minnaar vermoorden ziet, door haar bruidegom verlaten wordt en misschien haar derden vrijer ziet onthoofden."
"Goddank neen!" zeide Ottilia: "gij zijt afschuwelijk, Oda! en ik spreek u heden geen woord meer toe." "Gij hebt gelijk," zeide Oda: "ga liever die Friesche nuf opbeuren, die eergisteravond zooveel spels maakte en nu te kijken staat als een boerenmeid, die haar eieren over den weg heeft laten vallen." Ottilia volgde dezen raad, of liever, de inspraak van haar medelijdend hart.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek