United States or Timor-Leste ? Vote for the TOP Country of the Week !


Is andermans aangroeiende macht reden tot noodweer. Is hij die zelf oorzaak was, dat men tegen hem optrok, in zijn goed recht om weerstand te bieden? De oorlog is geoorloofd om een geleden onrecht te herstellen of om het te straffen. Dit vooronderstelt, dat men wete, wanneer er onrecht geleden is en daarvoor diene men nog te weten, wat het onze is of wat men ons schuldig is?

Men haastte zich, zoodra het noodweer eenigszins was bedaard, de gebroken dijken te herstellen, en moest nu afwachten tot het ingedrongen water weder door de sluizen was weggevloeid en door de molens opgepompt. Maar ditmaal had de Zuiderzee iets ongewoons aangebracht.

Hoe klein hij ook was, zijn houding was energisch en overtuigend. Men zag het hem aan, dat hij zijn woord gestand zou doen. De waard en Kiaja van het dorp had kennelijk ontzag voor hem gekregen. Dank, Halef, voor dat woord, zeide ik. Wij vertrouwen dat uw tusschenkomst niet noodig zal zijn. Deze goede Kiaja zal inzien, dat ik uit noodweer den slager heb moeten dooden.

De verdrukking echter, die wij misschien te dragen hebben, omdat wij aan God en aan de natuur gehoorzamen en niet aan de menschen, moeten wij liever verduren, dan ons verweren. Want, is in een natuurtoestand eenieder bevoegd tot noodweer, bij de intrede in de maatschappij heeft dat recht opgehouden te bestaan; de staat immers zou onmogelijk zijn, zoo dit aangeboren recht bleef voortduren.

Een onverwacht noodweer teisterde het eskader van den admiraal Fitz-Roy; onderscheidene schepen werden er door aangegrepen, zonder tijd te hebben zich te bergen; zij sloegen om, onder anderen de Childe Harold van Liverpool, welk ongeluk aanleiding gaf tot zeer ernstige vertoogen van de zijde van Engeland.

De wind loeide uit het Westen aan met een huilende woede over den weg, waarin telkens de wagen bleef steken, in de diepe moddervoren, waaruit nauwlijks de buffels het voertuig naar voren weêr trokken, vooruit.... Vooruit.... Noodweêr omwoelde het land. Nat werd ik in den wagen, trots wollen mantel en deken: de voorhangen flapperden op als natte lappen en klapperden om mijn ooren.

En vooral den voorafgaanden avond. Het was kerk-avond geweest, gelijk op elken Donderdag. Slechts enkelen hadden zich door het noodweer naar het bedehuis gewaagd. Ik liet dan ook de voorbereide preek achterwege. Terwijl het woeste weer loeide en bulderde om de kerkmuren heen, las ik den weinigen aanwezigen het evangelie-verhaal van den storm op zee voor.

"'t Is noodweer!" vervolgde ik, eenigszins geraakt, en haar aan 't praten wenschende te krijgen: "het koren dat te veld staat zal er zeker vrij wat door lijden." Het koren was zeker geen onderwerp, dat de Juffer toescheen gelukkig gekozen te zijn: althans zij bewaarde het stilzwijgen.

Er zijn er nu gelukkig reeds 31 van verstreken en de barometer voorspelt nog goed weder, zoodat de overblijvende 36 ook wel zonder ongelukken zullen voorbij gaan, maar anders.... Wij hebben ons direct voorgenomen, toen wij met den kapitein hadden kennis gemaakt, dat in geval van noodweer, wij den kapitein eerst over boord zouden zetten en dan met ons beiden de orders op de brug zouden gaan uitdeden, om ongelukken te voorkomen.

Zoo bracht dan elke schrede van den minuutwijzer het oogenblik der vreeselijke ontmoeting nader. En elk uur deed ook het noodweer nog aanwakkeren, daar buiten over de uitgestorvene velden.