Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 mei 2025
En wat ik zie uit mijne ramen heeft een intime bekoring voor mij; de kleine, hangende tuin met zijne bloeiende oleanders en den vijver met goudvisschen en het paviljoen, over welks dak ik de huisjes van de Via del Moro zie; de tuin, afgesloten door den muur van weêr het eerste huis der Via de' Fossi, waar iets van fresco's schemert, geen kunststukken, maar toch kleur van bekoring voor mij; en dan de daken, waarvan de lijnen zich verliezen, en de windwijzer in de lucht.... En dat geheele stille stadsgezicht heeft zoo iets innigs, terwijl de zon er over een breede gouden klaarte neêrgooit, dat ik me betrap op de gedachte, dat ik hier gaarne zoû willen wonen, zoû willen blijven.... Het is dan een stille sentimentaliteit, die in mij opkomt, een week gevoel, een vreemde rust, en ik herinner mij zoo een dergelijk gevoel gevoeld te hebben, toen ik las Töpffers Bibliothèque de Mon Oncle, alsof ik ook in die bibliotheek had willen wonen, vanwaar men op een stil stuk van oud Genève zag, een plek, die ik, in September, expres daarom ben gaan zien.... En dat alles is zoo vreemd, en klinkt, in woorden, zoo nuchter flauw, omdat ik het eigenlijke toch niet zeggen kan.
De vrouw van den hofraad was zij en bewoonde een prachtig hotel in de Schlossgasse, of op de Neumarkt of in de Moritzstrasse voortreffelijk stonden haar de moderne hoed en de nieuwe turksche shawl in een elegante peignoir ontbeet zij in den erker, terwijl zij aan de keukenmeid de noodige bevelen voor dien dag gaf. „Maar wees voorzichtig dien schotel niet te verknoeien, want dat is het lievelingsgerecht van Mijnheer den hofraad.” Voorbijgaande salonjonkers loenschen naar boven en zij kan duidelijk verstaan: „Het is toch een engel van een vrouw, die vrouw van den hofraad en wat staat haar dat kanten mutsje weer allerliefst.” De vrouw van den geheimraad Ypsilon zendt haar bediende en laat vragen of de vrouw van den hofraad er behagen in zou hebben, vandaag mede naar het Linkesche Bad te rijden. „Mijn complimenten, en dat het mij ten zeerste spijt, maar ik ben al op de thee genoodigd door de vrouw van den president Tz.” Daar komt de hofraad Anselmus, die al vroeg voor zaken uitgegaan was, terug; naar de laatste mode is hij gekleed; „waarachtig al tien uur,” roept hij uit, terwijl hij zijn gouden horloge de uren laat repeteeren en de jonge vrouw kust. „Hoe maakt mijn lief vrouwtje het en weet zij al wat ik hier voor haar heb?” gaat hij licht schertsend voort en haalt een paar prachtige, naar de laatste mode gezette oorbellen uit zijn vestzak, die hij haar inplaats van de andere in de ooren hangt. „O, wat mooie, keurige oorbellen,” roept Veronica hardop, en springt, terwijl zij haar handwerkje neergooit, van haar stoel, om werkelijk in den spiegel de oorbellen te gaan bekijken. „Wat moet dat voorstellen,” zeide conrector Paulmann, die in Cicero de officiïs verdiept, het boek bijna liet vallen, „ook al van die aanvallen als Anselmus.” Maar toen trad de student Anselmus, die zich tegen zijn gewoonte in verscheidene dagen niet had laten zien, de kamer binnen, zeer tot schrik en verbazing van Veronica, want inderdaad had zich zijn gedrag geheel veranderd.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek