Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 mei 2025
"Mijn hoed, mijn hoed, wie heeft hem gezien?" riep Door wanhopig. "Misschien op je kussen bij je haarlintje," plaagde Nel. "Wees nu niet zoo flauw," bromde Door. "Jij hebt gemakkelijk praten, jij behoeft nooit naar je dingen te zoeken. Maar als ik mijn hoed of mijn mantel ergens neerleg, kan ik ze later nooit terugvinden." "Ik leg ze ook niet "ergens" neer." "Zoo? Wat doe jij dan?"
Daarom durft hij zonder aarzeling de weddenschap met Mefisto aan: "wanneer ik ooit bevredigd mij op het bed der traagheid neerleg, zoo zij het met mij gedaan; kunt gij mij door vleierij beliegen en mij bedriegen door het genot, zoodat ik mijzelf behaag, dan zij mijn laatste dag aangebroken.
Ik dank je, sprak ze, dat je me dit geleerd hebt en me geleerd hebt zóo gelukkig te zijn als we zijn en niet anders. Zie je, toen ik nog leefde, toen ik een mensch was, een vrouw, meende ik al geleefd te hebben, vóór ik je ontmoette, want ik had een man gehad en ik had kinderen van wie ik heel veel hield. Maar ik leerde pas het leven van jou, het leven zonder egoïsme en zonder verlangen; ik leerde dat van je dezen avond, of ... dezen dag, wat is het? O, je hebt me het leven gegeven en het geluk, en alles! En ik dank je, ik dank je! Zie je, je bent zoo groot en zoo sterk en zoo klaar en je hebt me gedragen naar je eigen Geluk, dat ook het mijne moest zijn, maar dat zoo hoog boven me was, dat ik het zonder je nooit bereikt zoû hebben! Want er was een grens voor me, die er niet voor jou was. Zie je, toen ik nog mensch was en zij lachte, terwijl zij hem vaster nam had ik een zuster en die voelde òok, dat ze een grens had tusschen haar en haar geluk, en ze voelde, dat ze dien grens niet kon overschrijden en was daar zoo ongelukkig om, dat ze vreesde gek te zullen worden. Maar ik, ik weet het niet: ik droomde, ik dacht, ik hoopte, ik wachtte, o ik wachtte en toen ben je gekomen, en je hebt me dadelijk doen verstaan, dat je geen mensch, geen man voor me mocht zijn, maar dat je méer voor me kon zijn: mijn engel, o mijn heiland, die me in zijn arm nam en me over den grens opdroeg naar zijn eigen hemel, waar hijzelve god was en mij madonna maakte. O, ik dank je, ik dank je! Ik weet niet hoe ik je danken kan, maar ik kan je alleen zeggen, dat ik van je hoû, dat ik je aanbid, dat ik mijn ziel neêrleg aan je voeten. Blijf zoo en laat me je aanbidden, terwijl je zoo knielt. Zoo mag ik je wel aanbidden, niet waar, terwijl jezelve knielt? Zie je, ik moet je ook biechten, zooals je mij wel eens deed, ging zij voort, en zij kón nu niet anders dan biechten, ik ben niet altijd eerlijk tegenover je geweest, ik heb me wel eens moeten voordoen
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek