Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 31 mei 2025


In de vlakte van de Mugnone was niet lang geleden een goed man, die voor hun geld aan reizigers te eten en te drinken gaf en daar hij arm was en een klein huis bezat, herbergde hij soms uit grooten nood niet iedereen maar wel bekenden. Deze had een zeer schoone vrouw, van wien hij twee kinderen had.

Wie anders zou dwaas genoeg zijn geweest te gelooven, dat in de Mugnone een steen van die kracht wordt gevonden? Calandrino, die deze woorden hoorde, verbeeldde zich, dat de steen hem in handen gekomen was en dat zij door haar werking hem niet zagen. Ten zeerste verheugd over dit geluk, nam hij zich voor zonder iets te zeggen naar huis te gaan en begaf zich op weg.

Hierop zeide Bruno tot Buffalmacco gewend: Hetgeen Calandrino zegt, is goed, maar het is nu het uur niet, daar de zon hoog is en recht op de Mugnone valt en het net is of de steenen verkalkt zijn en wit schijnen. Nochtans voor de zon ze gedroogd heeft zijn ze zwart.

Na een omweg te hebben gemaakt kwamen zij, toen het al nacht was, op de vlakte van de Mugnone, en vandaar, alsof zij uit Romagna terugkeerden, gingen zij naar het huis en klopten bij den goeden man aan. Deze was gastvrij en opende haastig de deur.

Toen sprak Calandrino: Dat zijn groote krachten, maar waar vindt men dien tweede? Hierop antwoordde Maso, dat men die in de Mugnone vond. Calandrino vroeg: Hoe groot is die steen! En welke kleur heeft hij? Maso antwoordde: Zij is van verschillende grootte en bijna zwart.

Nello, voor welken Calandrino zich in acht nam, vermaakte zich hiermee ook en ging er mee voort hem voor den mal te houden en daarom gelijk Bruno hem gelast had, ging hij naar Florence naar de vrouw van Calandrino en zeide haar: Tessa, gij weet hoeveel slagen Calandrino u gaf zonder reden op den dag, dat hij met de steenen uit den Mugnone thuis kwam en daarom wensch ik, dat gij dit wreekt en als gij het niet doet, zult gij mij niet meer tot familie hebben noch tot vriend.

Toen Calandrino ze verlaten had, spraken die twee onder elkaar af, wat ze zouden doen. Toen de morgen aanbrak, stond Calandrino bij het krieken van den dag op en na de metgezellen te hebben gewekt, gingen zij door de San Gallo-poort, daalden naar den Mugnone af en gingen steenen zoeken.

Toen het uur van den noen al voorbij was, herinnerde hij zich, dat zij werkten in het vrouwenklooster van Faënza en hoewel het zeer warm was, liet hij zijn zaken in den steek, ging naar hen toe en zeide tot hen: Vrienden, wanneer gij mij gelooft, kunnen wij de rijkste mannen van Florence worden, daar ik van een betrouwbaar man gehoord heb, dat er in de Mugnone een steen is, welke dengeen, die deze draagt, onzichtbaar maakt.

En nu zijn er ook vele lieden, daar het heden werkdag is, naar de Mugnone, die ons daar ziende zouden raden, wat wij gingen doen; wellicht zou de steen hun in handen komen en wij zouden den draf door den galop verloren hebben. Dus is het beter morgen te gaan, omdat men dan beter de kleur kan onderscheiden; ook is het dan feestdag en niemand zal er zijn.

Bruno zeide: het doet er weinig toe; het schijnt, dat hij naar huis is gegaan om te eten en ons tot de dwaasheid heeft gebracht zwarte steenen in den Mugnone te gaan zoeken. Kijk, hoe goed hij dit heeft klaar gespeeld, zei toen Buffalmacco, ons bedriegt en hier achterlaat, die zoo dwaas waren hem te gelooven. Kijk!

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek