United States or Bosnia and Herzegovina ? Vote for the TOP Country of the Week !


Aangaande den oud-germaanschen mansvóórnaam Hundo, Hond, die aanleiding kan gegeven hebben tot het aannemen der geslachtsnamen Hond, Hondt, Hondius, enz. zie men bl. 52. Molle is een friesche mansvóórnaam, nog heden in volle gebruik. Het is oorspronkelik de zelfde naam, in andere uitspraak, als Melle; zie bl. 162. Van dezen mansnaam Molle kan de geslachtsnaam Mol, Moll ook worden afgeleid.

Allengs ontstond in hem de lust om eens, op eenen sehoonen dag, naar Gheel te gaan, dat slechts twee uren van Moll was verwijderd. Hij wist daarenboven, dat te Gheel een zijner goede vrienden, een sergeant, Antwerpenaar als hij, gelogeerd was, en dien hadde hij wel gaarne gezien en gesproken.

Toen het bepaalde uur naderde, ging hij den weg naar Moll op, en ontmoette inderdaad den sergeant-majoor, vooraleer deze het gehucht Kevermont had bereikt. "Welnu," vroeg hij zijnen kameraad, "heeft men zich te Moll goed vermaakt?" "Uitmuntend," kreeg hij ten antwoord.

Van het bivak bij Baelen trokken wij naar het kleine stedeken Gheel en zijne omliggende dorpen; dan naar Moll, en eindelijk weder naar Turnhout. Hier kwam mijn vader mij bezoeken en bleef twee dagen met mij; ik vernam van hem, dat mijn broeder Jan Balthazar, evenals ik, dienst had genomen in het Belgische leger, en dat hij vrijwilliger was in een regiment, dat omtrent Westwezel op de grenzen lag.

Torec, 3800-3804; 3738-'41; Moriaen, 355, 573, 972; Karel en El., 329, 640; andere voorbeelden in STOETT'S Syntaxis, p. 144. Het verwante verschijnsel in mijne Mnl. Ep. B. WEISKE. Lipsiae. Sect. Vgl. TE WINKEL'S Maerlant, p. 257, noot 2; WYBRANDS, De Abdij Bloemhof, p. 72; Naturen Bloeme, II, 690-2; MOLL, Kerkgesch., II, 2, 78; Brab. Yeesten, V, 144-146; MOLL, t.a.p.

Eene verklaring van den Secretaris Moll te Ammersode, 15 Augustus 1606 opgemaakt , zegt echter, »datter in timmeragie nauwelyx een splinter en was overgebleven."

Krafft-Ebing echter, en door zijn werk, was de aandacht voor goed op de kwestie gevestigd en weldra verschenen er in Duitschland, even als in Frankrijk mededeelingen over gevallen van homosexualiteit en uranisme. Toch bleef een geregeld doorgevoerde studie nog uit, niettegenstaande Albert Moll zijn boek over "Konträre Geschlechtsempfindung" had geschreven.

Wel werd de fourier allengs weder eenigszins ernstig, doch het bleef echter klaarblijkend, dat de betoovering, vroeger door de prinses Ermelinde op hem uitgeoefend, beslissend was verbroken. Na de morgenvergadering der compagnie, zeide hem de sergeant-majoor. "Fourier, ik ga straks naar Moll, om daar den baas der Zwaan een bezoek te brengen.

Alles begint mij hier schrikkelijk te vervelen; en dewijl de baas mij door eenen bode heeft uitgenoodigd, wil ik de gelegenheid waarnemen, om mij ginder een weinig te verzetten en te vermaken. De kapitein heeft mij verlof gegeven tot dezen namiddag, te zeven uren. Het spijt mij, dat wij niet te zamen naar Moll kunnen gaan.

Te Moll teruggekeerd, vertelde de fourier aan zijnen sergeant-majoor, wat wonderlijke, treurige dingen hij te Gheel had gezien en vernomen; hij verborg hem daarbij niet, hoe onuitlegbaar diep hij door het schouwspel van der zinneloozen ellendig lot was ontroerd geworden.