Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 30 juni 2025


"De Heer Ambtman zal mij wel tot getuige willen dienen," vervolgde Botbergen, zich tot dezen wendende. Nu volgden de oogen van Joan de richting, welke die van zijn weerpartij genomen hadden, en hij herkende in den Ambtman den persoon, die hem in het opkamertje bij Klaas Meinertz ontvangen had.

"Of ik Klaas Meinertz ken," antwoordde Gheryt: "pots dit en dat, wie kent hem niet? of liever, wie kent hum? Ik kom zoo van den vent vandaôn: hum heit mij bij occasie die hammen bezorgd; want hum doet negotie in allerlei...." "Zoo! komt ge van hem vandaan?" vroeg de officier, wiens nieuwsgierigheid door deze omstandigheid werd gaande gemaakt: "het was vol tot zijnent, niet?"

"En heeft men u gewaarschuwd, dat ik eenige kennissen spreken moet? En weet ge het woord?" De schrijnwerker beantwoordde deze vragen op dezelfde wijze, zonder zijn arbeid te staken. "Zou men niet zeggen," merkte Mom aan, zooras hij zich in het achterkamertje met Botbergen alleen bevond: "dat diezelfde Klaas Meinertz de botste, eenvoudigste ezel ware, dien men ooit gezien had?

"Wat?" zeide Teun Wezer: "Klaas Meinertz! die ijzegrim, die femelaar, die den geheelen dag bidt en psalmen balkt, en mij al meer dan eens noâr de diepste diepte van de hel ewenscht heit, zal die mij twee kronen geven?.... Stichtelijke vloeken naar mijn kop, alsof ik...." "Hij zal u twee kronen geven, als ik zeg," hernam Ludwig, droogjes. "Nou! ik zal 't bezorgen," zeide Teun, grinnekende.

Doch men zal op dien Meinertz een wakend oog dienen te houden: hij dient de Spaansche zijde, ja; doch alleen voor geld: en voor geld zou hij die even gereedelijk verraden." "Men moet op hem evengoed letten als op Teun Wezer, op Daen Duyfs, op Eyndhouts, ja op u zelven, Elbert! Is niet die verbetering uwer middelen het eenige doel, waarom gij den Staatschen afbreuk doen wilt?"

Maôr wat was het? de vent had veul voorspraak bij de groote lui: men zeit wel, dat hum nou en dan wel ereis boodschappen liep naôr den overkant, die zoo maôr half in den haôk waren; maôr wie kan 't bewijzen? 't is maôr, die 't laôst verteld heit, leeft nog." "Zoo gij te Tiel zoo welbekend zijt, weet ge voorzeker ook, wie Klaas Meinertz is?" vroeg de vreemdeling.

Of de waard in den Gouden Ooievaar hem bij deze gelegenheid zijn wijn te veel had aangeprezen, is ons onbewust: zeker is het, dat hij het vertrek, waar Meinertz hem binnenleidde, waggelend inschoof en zijn morgengroet stotterende uitbracht. Zijn metgezel was een schoon rijzig jonkman, met fraaie blonde haren, zwarte sprekende oogen, en mannelijke, door de zon eenigszins verbrande gelaatstrekken.

"Gij kent Pater Eugenio?" hernam Joan verbaasd: "doch waarover verwonder ik mij? Nu ik mij wel herinner, uw brief indertijd aan Klaas Meinertz gezonden.... de kennis, die gij aan mijn geboorte hadt.... ik geloof, dat u meer zaken bekend zijn, dan menig ander." "Ik ken Don Diego de Velasco, en dit moet u genoeg zijn om mij al die berichten mede te deelen, welke gij geraden oordeelt."

"Ik sta als versteend," zeide Mom: "zult gij ons ook van dit raadsel de oplossing verkiezen te geven, Pater?" "Ik heet Van Dyk," zeide Eugenio koeltjes, "en ben een verjaagde Remonstrant, die in Den Bosch woont; want, zoo mijn gezicht mij niet bedriegt, zie ik aan het eind der straat Klaas Meinertz met twee Arminianen komen."

Spoedig echter sliep hij weder in, en de nachtmerrie, welke hem nu plaagde, was van nog erger natuur dan de vorige. Thans lag hij achterover in de breede gracht der stad Tiel, en op zijn borst zat de eerzame Klaas Meinertz te paard, die hem met de knieën de ademhaling belette, terwijl Teun Wezer, de veerman aan de Waal, den armen lijder met een schuitriem op het hoofd sloeg.

Woord Van De Dag

staande

Anderen Op Zoek