Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 mei 2025
Hij zei dat de medicijnman jaloersch was en dat hij zijn volk den raad had gegeven zich niet met ons in te laten. Van het weinige dat hij vroeger van de zeelui gezien had, had hij geleerd dat wij van een sterker en ontwikkelder ras waren dan hij zelf. "Deze menschen hebben een wet" zei Moosu, "die vleesch wil eten moet jagen.
Mijn maag roept om vleesch en om thee zooals Tummassook drinkt en ik verlang zoo naar de tabak van Neewak, den medicijnman die plannen smeedt om ons te vernietigen. Ik heb meel om ziek van te worden en suiker en stroop in overvloed maar het hart van Moosu is bedroefd en zijn bed leeg." "Zwijg!" antwoordde ik, "jij bent een stommeling en een idioot.
Doch den volgenden dag kwam hij buiten adem binnen: "O, meester, in de hut van den medicijnman zijn vreemde dingen gebeurd; we zijn verloren en we hebben nog geen warme kleeren noch tabak en dat komt door uw begeerigheid naar meel en stroop. Ga zelf kijken terwijl ik bij de kokerij blijf."
En zoo'n toevloed ervan kwam binnen dat ik Moosu order gaf een schuur te bouwen om alles in te bergen want er was spoedig geen plaats meer in de hut. Er gingen geen drie dagen voorbij of Tummassook was bankroet. De medicijnman die er voor gezorgd had dat hij na den eersten nacht nooit meer dan half dronken werd, hield me goed in de gaten en hield dit een week lang vol.
En van al hun jachtbuit kreeg ik het leeuwenaandeel en dat pakte ik in. Maar Moosu zat ook niet stil. Hij maakte een spel kaarten uit boombast en leerde Neewak pandoeren. Ook den vader van Tukelikete wijdde hij in. En op een goeden dag trouwde hij haar en den volgenden dag trok hij in de hut van den medicijnman, de mooiste hut van het dorp.
Daarom hebben de medicijnman en Tummasook, het opperhoofd, de koppen bij elkaar gestoken en zij hebben uitgemaakt dat wij de vrouwen en kinderen zullen helpen in het binnensleepen van het gejaagde vleesch en in het voorzien van de jagers van alles wat ze noodig hebben." "En dit is onrechtvaardig," antwoordde ik, "want wij zijn betere menschen, Moosu, dan deze lui, die in onwetendheid leven.
Maar ik begon eerst te onderhandelen en voor zij proefden had ik Tummassook zijn ketel en kan afhandig gemaakt en had ik Ipsukuk beroofd van haar suiker en stroop en de andere lijdenden van een goed deel van hun meel. De medicijnman gluurde valsch naar het volk rond mij, hoewel hij zijn verbazing moeilijk verbergen kon.
Moosu ging, doch ik bleef achter, de hut vol rook van de tabak van den medicijnman; want de zaken waren slap dien avond en niemand kwam in mijn hut behalve Angeit een jeugdig jager die vertrouwen in mij had. Later op den avond kwam Moosu terug, zijn stem dik van 't grinneken en zijn oogen stralend van pleizier.
"U is een groot man!" zei hij, "een groot man meester en dank zij uw grootheid zult u Moosu uw dienaar niet hard vallen, die dikwijls twijfelt en die niet begrijpen kan." "En waarom dat? vroeg ik. "Heb je te veel gedronken? En slapen ze vast in de hut van Neewak, de medicijnman?"
En de medicijnman heeft twee kisten tabak. En wat hebben wij? Niets! Niets!" Maar ik was sprakeloos door wat hij zei over tabak en antwoordde niet. Doch Moosu begon uit zich zelf op nieuw. "En daar is Fukeliketa, de dochter van een groot jager, een welgesteld man. Een aardig meisje, ja een heel lief meisje.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek