Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 5 mei 2025


"Drommels!" dacht ik, "uit die laatste woorden zou men bijna opmaken, dat oom gelijk heeft wat de taal van het document betreft. En zelfs bemerk ik nog op den derden regel het woord "luco," dat "heilig bosch" beteekent. Wel is waar leest men op den derden het woord "tabiled," dat zuiver hebreeuwsch is, en de zelfstandige naamwoorden "mer, arc, mère," die zuiver fransch zijn."

Van ’n stuiver ’t stuk?” klinkt het min of meer ondeugend van de lippen, der juffrouw; zij kent immers zijn stereotiep antwoord: „Pèrdon! voor ditmèl mèr vèn ’n hèlven stuiver.”

"Daer eî-je noe dat vloekbeest van 'n veint!" zeî een Zeeuwsch matroos achter me tot zijn kameraad, die ook uit Zeeland was, en per ongeluk op de Hollandsche schepen dienst deed. "Wat eit ie alevel 'n zuur gezicht! Ie liekt veel op vaoders wacht'ond Turk! Nee, mer oor is, ik zou ik ok liever z'n biebel weze as z'n matroos, 'oore! En jie Uub?"

Om zulke tafereelen te schilderen, zou men de pen van een onzer uitmuntendste dichters, van den schrijver der "Travailleurs de la mer" moeten bezitten. Ik zeide dat de kapitein weende, toen hij de zee beschouwde; hij was erg aangedaan. Het was zijn tweede makker, dien hij sinds onze komst aan boord verloor. En welk een dood!

Waarom trad hij niet binnen? Was het wel beuken van een hand, tegen de poort? Was het niet veel meer 't aanhoudend slaan van plank bij plank, tot een doodkist. Zij richtte zich op en angstig vroeg ze haar moeder: Mer segh mi, 't geruchte op den ganck Is dat niet kloppen planck bi planck? De moeder hield haar smart voor haarzelve. Ze wilde niet zeggen, dat Reynout dood was.

"Kijk! zou Lodewijk waarlijk eens galant worden en ons komen verzoeken, zijn bodem te bezichtigen?" vroeg Henriëtte. "Inderdaad!" zeide Suzanna: ".... et jusqu' aux bords que la mer vient laver Sur son vaisseau tout pret il vient nous retrouver; Ik herken uw neef; maar wie zijn die twee andere Heeren?" "Ik weet het waarlijk niet," antwoordde Henriëtte: "hij heeft somtijds zulke rare kennissen.

't Stèt zoo leelijk, wècht nu even, ? Zoo, nu ben je klèr! Wèr is je vers, ken je 't vèn buiten? Geen steek d'r van juf maar dat's niks. Hij moet 't me maar voorzeggen. Souffleeren! , dèt kèn wel. Vooruit nu mèr!

"Denk-je dan dat je vandaag blind zal worden?" vroeg ik. "Nee, jae, en toch nee! Mer ze zulle me herstikke dood schieten! En as ik dood bin, dan kom ik nooit niet meer weromme, en ik zien ik nooit niet meer m'n Smeerdiekje mee z'n klokkespilletje!" "Och, och, hoe erg!" "Jae, en dicht bie dat mooie torentje mee z'n klokkespilletje, daer weunt m'n meutje en daer 'oud ik zoovee van!"

Wanneer dan de aangesprokene, bewogen door desSnoepersellendig uiterlijk, hem een gulden, soms zelfs een rijksdaalder in de hand wilde leggen, weigerde hij dien eerst met een: „Pèrdon! zóó wès ’t niet mijn intentie; ik ben goddènk nog geen bedelèr, mèr èls ik er je genoegen mee doe, wil ik ’t momenteel wel èccepteeren, op conditie dèt ik ’t je, zoodrè ’t me convenieert, in dènk restitueer.

Al is de steilte der helling hier niet te vergelijken bij de Mer de Glace, de scherpe ijsranden zijn zoo dicht opeengedrongen, en zoo lang, dat ze gelijken op de bladen van een half opengeslagen boek. Om zich daarover voort te bewegen, moet men zoo behendig zijn als een koorddanser, en het ijs is zoo broos, dat het bij den eersten slag van het houweel in stukken stuift.

Woord Van De Dag

fabelland

Anderen Op Zoek