United States or Christmas Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Haar diepe stem meer kwam ze uit 't hart dan van de lippen was verder dan een echo, terwijl zij sprak: "Dit, Lunette, kan niet waar zijn. De ridder, dien ik min, zal mij niet beschermen. De ridder in 't woud zeide het, daar hij u troosten wilde van uw leed." Lunette wist geen antwoord te vinden, en daarom zeide haar meesteres: "Ik zal mijn gebed zeggen.

Gawein, neef van Arthur. Genovere, vrouw van koning Arthur. Keye, tafelmeester aan het hof. Ferguut, zoon van den boer Somilet. Galiëne, zijn geliefde. Lunette, haar kamerjuffer. IJwein, een ridder. Laquis van Portegale, een ridder. Lanceloot, een ridder. Bohort, een ridder. Sagremort, een ridder. Agravein, een ridder. Gariec, een ridder.

Haar meesteres, die, gelijk alle vrouwen, »weigert wat ze in haar hart eigelik wil", zendt het meisje weg en verbiedt haar zulke dingen te zeggen. Maar ze denkt er toch steeds aan en voelt al wat berouw dat zij Lunette verboden heeft er op terug te komen.

Het is meer dan tijd. Aan den hemel zie ik de sterren, al lang is de zon ondergegaan. Ik moet verder, zeg ik u." Ferguut sprak rustig: "Ik moet alles van u weten." Daarna vertelde Lunette, waarom zij was uitgereden. De ridder zeide: "Zeg uw meesteres, dat zij niet behoeft te vreezen. Haar liefste zal haar beschermen." "O! ge drijft den spot met mij," riep 't meisje, "laat mij toch vertrekken."

Hij liet haar heengaan. Lunette geeselde 't muildier, dat liep met al zijn kracht. Voor den dageraad was zij al ten Rikenstene, en onmiddellijk begaf ze zich naar Galiëne's kamer. Ootmoedig viel zij op haar knieën: "Jonkvrouw jonkvrouw bedenk, wat ge morgen moet doen. Ik vind geen kampioen voor u. Spreek recht over mij, en laat mij verbranden het is mijn verdiende straf."

Troosteloos was koning Arthur's stem: "Hier is niemand, die voor u vechten kan. De ridders van de tafelronde, de besten, die met mij waren, zijn een ridder gaan zoeken, dien ze gaarne ten hove brachten. Kwam er iemand weder, ik zou hem gaarne vragen uw kampioen te zijn." Meer dan dertig dagen wachtte Lunette aan Arthur's hof, of er geen ridder weder-kwam, doch de heeren bleven uit.

Wanneer Lunette, de cameriere hem de open deur wijst, kan hij 't niet over zich krijgen het slot te verlaten, hoe hopeloos zijn liefde hem ook voor moet komen. In lange monologen horen wij in detail al het paradoxale van zijn toestand en hoe sentimenteel hij nu volkomen in de war is gebracht.