United States or Chile ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een schreeuw van verrassing ontsnapte haar. De lade was ledig sedert meer dan vijftien dagen ... en daar blonk haar nu eensklaps een glinsterend vijffrankstuk in de oogen! Hoe kwam dat muntstuk daar? Was het God zelf, die medelijden had gehad met haren nood? Maar neen, hier kon geen wonderwerk in het spel zijn. Lieveken? Maar Lieveken had geen geld, en hare ouders vergingen schier van gebrek.

Meer dan eens reeds had hij met zijne vrouw over zijn inzicht gesproken; maar moeder Wildenslag had hem telkens tot een uitstel overgehaald, door hem te doen begrijpen, dat Lieveken nog altijd zwak en kwijnend was. Deze reden ontsnapte haar evenwel na eenige maanden; want Lieveken scheen gezond te worden, en hare leden hadden in korten tijd zeer in sterkte toegenomen.

De moeder had dit tooneel glimlachende en met welgevallen afgezien. Zij scheen eindelijk ontroerd en zeide: "Kinderen lief, gij speelt daar een schoon en ernstig spel. Zoudt gij gelooven, dat Lieveken eindelijk nog zou leeren zonder naar de school te gaan?" De jongen en het meisje bezagen haar met verwondering. "Het is, zooals ik u zeg," bevestigde zij. "Waarom verwondert het u?

Het liefderijk medelijden van het meisje ontrukte vrouw Damhout nieuwe tranen; maar nadat zij met Godelieve het ongeval van haren man gedurende eenigen tijd had beklaagd, werd zij zich zelve meester en vroeg op treurigen toon: "Lieveken, waart gij dan niet op uwen winkel, dat gij om het fleschken zijt gegaan?" "Mijne moeder is om het fleschken geweest," was het antwoord.

De arme jongen ging zeer bedrukt naar huis; hij beschouwde deze vriendelijke opwekking als een zijdelingsch verwijt; want zij bewees, dat de meester-klerk zijne duistere gemoedsstemming had opgemerkt, en misschien had er iets aan zijn schrijfwerk ontbroken. Daarenboven, Lieveken antwoordde niet; reeds zes lange weken waren er verloopen. Zou hij ooit nog wel iets van haar vernemen?

De jongen sprong recht, liep naar het meisje, greep haar de hand en bracht haar bij de tafel, met groote blijdschap zeggende: "Ha, Lieveken, dat is goed, dat gij nog terugkomt. Ik ben moede geleerd; laat ons nog wat spelen. Willen wij winkel houden gelijk gisteren? Het is zoo vermakelijk." "O, neen, Bavo, laat ons school spelen!" smeekte het meisje.

Maar de arbeid is een machtige trooster des harten, en hij leent den mensch eene wonderbare sterkte tegen de denkbeelden, die hem overheerschen. Vóór het einde van den eersten dag was de smart van Bavo reeds veel verminderd, en alhoewel hij nog altijd aan Lieveken en aan haar vertrek bleef mijmeren, kwam er meer verduldigheid en rust in zijn hart.

Dan keerde de herinnering aan de afwezige vriendin even krachtig als te voren in hem weder, en hij spoorde zijne moeder aan om eenen brief aan Lieveken te schrijven. Het arme meisje zou zich in hun geluk verblijden, en het zou haar zeker een troost zijn in haar verdriet.

Het kan niet zijn!" morde Bavo met eene uitdrukking van ongeloof en tevens van opstand. "Neen, ik mag niet meer leeren lezen, nooit meer. O, Bavo, ik kan reeds bijna lezen, en nu moet ik geweld doen om het weder te vergeten!" "Wie, wie zegt dit?" kreet de jongen. "Mijn vader heeft het gezegd, en er is niets aan te doen," antwoordde het droeve Lieveken. "Uw vader!" herhaalde Bavo met schrik.

"Uwe ootmoedige dienstmeid, Bavo liet den brief ter tafel vallen en begon te weenen: vrouw Damhout had insgelijks de tranen in de oogen. Zij poogde echter haren zoon te doen begrijpen, dat hij ten onrechte zich zoo diep bedroefde. Wat was er dan zoo ongelukkig in het lot van Lieveken? Zij treurde, omdat zij verre van hare geboortestad en hare vrienden moest leven. Dit was immers natuurlijk?