United States or Indonesia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Onder de makers van leerdichten zien wij burgers, ons bij name bekend: den chirurgijn JAN DE WEERT, den schepenklerk JAN BOENDALE, naast ongenoemden uit den geestelijken stand: den "simpelen clerc", die den Spiegel der Zonden samenstelde; den "armen pape", die de Bediedenis der Misse berijmde.

Evenals de meeste overige leerdichten, zijn ook deze werkjes wel niet zonder belang voor de geschiedenis der literatuur immers, zooals men de literatuur toen beschouwde maar toch belangrijker voor de zedengeschiedenis. De twee laatste werkjes vooral zijn gewijd aan de verfijning van manieren en gedrag in het dagelijksch leven.

Van literaire kunst is in deze populair-wetenschappelijke werkjes nog minder sprake dan in de meeste overige leerdichten. Opmerkelijk is slechts, hoe zich in het tweede en het vierde werk op zonderlinge wijze de invloed der hoofsche poëzie vertoont.

Wat deze werken gemeen hebben is, dat zij, evenals verreweg de meeste dezer leerdichten, uit het Latijn vertaald of althans naar het Latijn bewerkt zijn; voor een deel bestaan zij "uit los aaneengeregen aanhalingen uit gewijde schrijvers, apocriefe zoowel als canonieke, uit kerkvaders en voor een klein deel ongewijde schrijvers" . Echter moet men hier eene uitzondering maken voor al die plaatsen, waar de auteurs over hun eigen tijd spreken en waar zij, zooals vooral JAN DE WEERT doet, hunne uiteenzetting of hun betoog toelichten met voorbeelden, door hen aan de werkelijkheid ontleend.

Door een reeks leerdichten, beantwoordende aan de Franse »castoiements" en »doctrinals", trachtten Duitse geesteliken hun landgenoten in Franse »Sitte" en »Zucht" in te wijden en zij vormden het woord »höfisch", beantwoordende aan het Franse »courtois". In 1127 werd te Würzburg het eerste toernooi op Duitse bodem gegeven op Franse leest geschoeid, en in diezelfde tijd begonnen ook de vormen en ceremonieën van het Ridderwezen een Frans karakter aan te nemen.

Meer en meer verdroogt nu echter dat frisse gevoel in de lyriek en verdwijnt de levende fantasie uit de romans en in plaats daarvan komen morele allegorieën en een spitsvondige dialektiek in die lyriek, in de romans en nog meer in de zelfstandige leerdichten.

De graden door welke de jongeling tot de ridderwaardigheid komt, de ceremoniën van de ridderslag, heraldiek en de regels voor het steekspel dit alles werd in de praktijk vastgesteld, maar dan in de theorie verder uitgewerkt. En in Latijnse verhandelingen en Franse leerdichten werd een ideaal van de ridderlikheid ontwikkeld waartoe de adel hun zonen trachtte op te voeden.

Er was, zoals wij al gezien hebben, reeds vroeg een scholasties element in de minnepoëzie der troubadours gekomen en in zelfstandige leerdichten zowel als overal in de ridderromans waren er stukken te vinden waar men een lesje in de ridderlikheid en de hoofsheid kon krijgen.

Zoo zal ook JAN DE WEERT'S oordeel over de dartelheid der toenmalige meisjes: "waren zij niet bang voor de gevolgen, men zou er tenauwernood ééne maagd onder vinden", zeker wel waarheid maar niet de waarheid bevatten. Niet alleen het zedelijk en maatschappelijk leven, ook het godsdienstig gemoedsleven van de Nederlanders der 14de eeuw, kan men door deze leerdichten beter leeren kennen.

Misschien moeten wij dit dialogisch karakter toeschrijven aan den invloed van MAERLANT'S Martijns, doch, zooals wij reeds in den aanvang van dit hoofdstuk zagen, het leerdicht koos gaarne dezen vorm. Wij vinden den dialoogvorm nog in een drietal leerdichten die wij nu zullen behandelen.