Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 juli 2025


Met een vuistslag tegen de borst had de heer Leblanc den oude in het midden der kamer doen rollen, daarop met twee slagen twee andere aanvallers nedergeworpen, die hij ieder onder een knie hield; de ellendigen kermden onder deze drukking als onder een molensteen; maar de vier anderen hadden den vreeselijken grijsaard bij de armen en den nek gegrepen, terwijl hij de twee nedergeworpen "stokers" steeds onder zijne knieën hield.

't Werd thans waarschijnlijk, dat deze werkman en de heer Leblanc dezelfde waren. Hij vermomde zich dus? Deze man had een heldhaftige en een dubbelzinnige zijde. Waarom had hij niet om hulp geroepen? Waarom was hij gevlucht? Was hij de vader van het meisje, ja of neen? was hij eindelijk inderdaad de man, dien Thénardier had gemeend te herkennen? Had Thénardier zich kunnen vergissen?

"Met twee goede paarden?" "Beste." "Wacht het, waar ik heb gezegd dat het wachten moest?" "Ja." "Goed," zei Jondrette. De heer Leblanc was zeer bleek.

Zij waren hem een oogenblik voor de oogen verschenen, en toen weder in de ontzaggelijke diepte van Parijs verdwenen. Zou hij den heer Leblanc te zes uren aan de deur wachten, en hem, bij zijn komst, voor den valstrik waarschuwen?

Vrouw Jondrette had ze geopend en bleef in de gang staan, haar gezicht, 't welk een der gaten van de dievenlantaarn van onderen bescheen, in een afschuwelijk vriendelijken plooi trekkende. "Kom binnen, mijnheer," zeide zij. "Kom binnen, mijn weldoener," herhaalde Jondrette, haastig opstaande. De heer Leblanc verscheen.

De heer Leblanc stond op, plaatste zich tegen den muur en sloeg een snellen blik door de kamer. Jondrette stond aan zijn linkerzijde bij het venster, en vrouw Jondrette met de vier mannen aan zijn rechterzijde bij de deur.

Wees nu zoo goed te schrijven." "Wat?" vroeg de gevangene. "Ik zal 't u voorzeggen." De heer Leblanc nam de pen. Thénardier begon te dicteeren. "Lieve dochter..." De gevangene ontroerde en zag op naar Thénardier. "Schrijf: "lieve dochter," hernam Thénardier. De heer Leblanc gehoorzaamde. Thénardier ging voort: "Kom terstond. Ik moet u noodzakelijk spreken.

De zoo gegronde aanmerking van Thénardier hulde voor Marius in nog dieper duisternis dezen ernstigen, zonderlingen man, wien Courfeyrac den naam van mijnheer Leblanc had gegeven.

Ik ben vier kwartalen schuldig, een jaar! dat wil zeggen zestig francs." Jondrette loog. Een jaar huur bedroeg slechts veertig francs, en hij kon geen vier kwartalen schuldig zijn, wijl geen zes maanden verstreken waren sinds Marius twee kwartalen betaald had. Mijnheer Leblanc nam een vijffrancstuk uit zijn zak en wierp het op de tafel.

Marius ging naar het Luxemburg. De jonge dame was er met mijnheer Leblanc. Marius, veinzende een boek te lezen, naderde zoo dicht mogelijk; hij bleef echter op tamelijk verren afstand en zette zich weder op zijn bank, waar hij zich vier uren lang bezighield met naar de musschen te kijken, die in de laan huppelden en het voorkomen hadden hem voor den gek te houden. Alzoo verstreken veertien dagen.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek