United States or Guatemala ? Vote for the TOP Country of the Week !


De herbergier kweet zich spoedig van zijn opdracht en bracht den knecht. "Mijn zoon, wees welkom," zei Lamela, "ik ben inquisiteur en aangewezen om een onderzoek te doen naar Samuel Simon, die beschuldigd wordt den Judas te spelen. Gij woont bij hem en zijt getuige van de meeste van zijn daden.

Wij verlieten het hotel en sloegen den weg in, dien Lamela koos. Na twee uren begon het dag te worden en kwamen we te Campillo aan. We trokken door de bergen, die tusschen dit dorp en Requena liggen. Overdag rustten wij en telden onze geldmiddelen, die zeer versterkt waren door den inhoud van de zakken der roovers, want men had niet minder dan driehonderd pistolen bij hen gevonden.

Het was halfdonker in ons verblijf en ik bootste de stem van vader Juan na, zoodat zij mij niet herkenden. Wel waren zij eenigszins verwonderd, nu twee personen te vinden, maar Lamela, die dat merkte, voorkwam hen. Hij zei, dat hij een kluizenaar was uit Aragon, maar zijn woning had verlaten, om den eerbiedwaardigen broeder Juan, die oud werd, gezelschap te blijven houden.

Laten zijn werkzaamheden hem een oogenblik wat rust dan verdiept hij zich in het gebed." Hier viel ik Lamela met een uitroep van vreugde in de rede, want ik zag don Raphaël naderen. Wij begroetten elkaar hartelijk en zonder in het minst iets van verwondering te laten blijken, zei hij: "God zegene u, mijnheer de Santillano, wat voert u naar Valencia?"

Hij deed ons zelf open en was niet weinig verbaasd drie figuren als de onze bij hem te zien. Nog meer was hij het, toen Lamela op bevelenden toon tot hem zei: "Meester Samuel Simon, namens de heilige inquisitie, waarvan ik de eer heb commissaris te zijn, gelast ik u mij dadelijk den sleutel van uw kamer te geven.

Broeder Antonio volgde zijn voorbeeld en wierp eveneens zijn vermomming weg. Stel u echter mijn verbazing voor, toen ik beter toeziende, in den ouden kluizenaar don Raphaël herkende en in broeder Antonio niemand anders dan zijn trouwe knecht, Ambrosius de Lamela. "Mijn hemel!" riep ik uit, "ben ik hier onder kennissen!"

Ik ging met hem mee, om kennis te maken met zijn kameraden en daar was het, dat ik voor de eerste maal den beroemden Ambrosius de Lamela ontmoette. De heeren ondervroegen mij over de wijze om zich vlug het goed van zijn naasten toe te eigenen. Ik toonde hun eenige handigheden, welke ze nog niet kenden en bewonderden.

Don Alphonse hield zich, inplaats van te slapen, met zijn ongeluk bezig en ik kon geen oog sluiten. Don Raphaël sliep spoedig in, maar na een uur was hij weer wakker. Daar hij ons gereed vond om te luisteren, zei hij: "Vriend Ambrosius, ga nu van de zoete rust genieten." "Neen, neen," antwoordde Lamela, "ik heb geen lust om te gaan slapen.

Voor een eerlijk man gaat het toch niet aan, om te leven met mannen als Raphaël en Lamela en wanneer het ongeluk wil, vallen ze toch een of anderen dag in handen van de justitie. Ik zou me doodschamen, als ik dan met hen als een dief moest worden gestraft. Dus moet ik u bekennen, dat ik niet langer hun medeplichtige wil zijn, maar mij voor altijd van hen zal scheiden.

Het spijt mij, dat ik hem op straat niet heb aangehouden om met hem te spreken en ik ben hier gekomen om hem op te wachten en mijn fout te herstellen." "Ge hebt u niet vergist," zei Lamela, "'t is don Raphaël zelf, die ge gezien hebt en wat onze geschiedenis betreft, ik zal u die mededeelen.