United States or Kenya ? Vote for the TOP Country of the Week !


Uit het Haarlemmer-Meerboek, No. 24, blijkt, dat Leeghwater eenen zoon had, Simon genaamd, dien hij den oudsten noemt; uit de kleine Kronijk leeren wij bl. 36, No. 35, eenen tweeden, met name Adriaen, en bl. 30, No. 7, eenen derden, Jan genaamd, kennen. Nog heden bestaan er afstammelingen van den beroemden man, en wel: .

Bij de voornoemde afstammelingen van den beroemden man is zijne nagedachtenis nog in eere: behalve een exemplaar van het Meerboek en van de kleine Kronijk, zijn aan mij, namens den voornoemden Heer Jan C. Honig, door bemiddeling van den Heer van Gilse, ter hand gesteld: . Het origineele Octrooi van den jare 1605. De bovenvermelde, met de pen vervaardigde, eigenhandige teekening.

Wij hebben achterwege gelaten de onbelangrijke beschrijving van den intogt des Prinsen J. W. Friso in Groningen, op bl. 327 en 328 van den tweeden druk der kronijk voorkomende, als mede de berijmde Nareeden, of zoo als achter den eersten druk staat, Aanspraak op Naaspraak, hoewel tot onderschrift voerende: 't Kan niet beeter; want wie zal thans nog smaak vinden in verzen als deze?

Sommigen leiden dien af van de twee adellijke Staten Harliga en Harns, waarbij, of op wier grond de aanleg der stad gebouwd was, en welke beide namen, naar tijds gewoonte, veel twist veroorzaakten, wie den boventoon behouden zou; weer anderen willen dat de Friesche naam Harns, zijn oorsprong had in de ligging der plaats aan een uithoek van de Middelzee en de Wadden. Vergel. bl. 89 der kronijk.

En onder al dit kwaad, dat de menschen elkander brouwden, steeg de druk der tijden nog hooger en hooger, daar geweldige regens en onweders de vruchten der landbouw vernielden, waardoor kort daarna dure tijden, groote hongersnood en pestziekten volgden. Dit alles wordt ook beschreven in de kronijk van Worp van Thabor. Zie voorts F. Sjoerds, Jaarb. III. 219 volgg. Bl. 101. Ao 1306.

Een tweede druk daarvan verscheen bij D. Balk te Workum in 1753, welke echter zoo letterlijk, ja stiptelijk met al zijne versierselen gelijk is aan den vorige, dat alleen de titel het onderscheid uitmaakt, even als met de Leeuwarder en Franeker drukken van Gysbert Japicx Rijmlerye en de 3 laatste Uitgaven onzer Kronijk.

Hij verhaalt in zijne kleine kronijk , dat het hem heugde, dat er in Holland niet één achtkante oliemolen met stampers bestond, en dat hij voor eigen gebruik den eersten zoodanigen molen tegen Rijp en Graft getimmerd en gemaakt heeft; dat die molen, toen hij dit schreef, bijna 45 jaren gebruikt en nog gangbaar was. Hij schijnt dus ook olieslager te zijn geweest.

De stad Grebbe, door de Romeinen gesticht, liggende aan 't Eimer Swin, thans nabij het Nieuwe Diep, of een half uur gaans benoorden Wieringen, zou toen verdronken zijn, schoon anderen dit voorval later stellen . In 435 was er weder een zware vloed over Friesland, zoo als ook in 516, in onze kronijk vermeld. Na 570 volgde die van 584, met het wonder zeldzame, vruchtbare jaar.

Ook reisde hij in Westphalen, Lotharingen, Frankrijk en Engeland. Achter zijne Kleine Kronijk vindt men een breed register van de meeste door hem, tot zijnen vierenzeventigjarigen ouderdom, bezochte plaatsen. Maar dit is niet alles. Wij spraken van tijd tot tijd van zijne schriften; ook als schrijver heeft hij verdiensten.

Ook onze kronijk geeft geen meerder licht, maar is schijnbaar in den doolhof medegedwaald. Verg. Scriverius in zijden Toets-steen op het Oude Goutsche Chronycxken, p. 204, 205. De andere kronijken springen met die historie, tot op Adgillus tijd, wonder om, terwijl men het over diens vader maar geheel niet eens kan worden. Was Adgillus een Saks of een Fries?