United States or Kuwait ? Vote for the TOP Country of the Week !


NORA. Maar meneer Krogstad, ik heb volstrekt geen invloed. KROGSTAD. Zoo? Ik dacht dat u daar straks zelf zei.... NORA. Dat was natuurlijk zóó niet op te vatten. Ik! Hoe kan u gelooven dat ik zóó'n invloed op mijn man heb? KROGSTAD. O, ik ken uw man al van onzen studententijd af. Ik denk niet dat meneer de Bankdirecteur vaster in zijn schoenen staat dan andere getrouwde mannen.

Dat geheim dat mijn vreugde en mijn trots is, dat zou hij op zoo'n leelijke en plompe manier te weten komen ... te weten door u. U zal mij aan de vreeselijkste onaangenaamheden bloot stellen.... KROGSTAD. Enkel maar onaangenaamheden?

Daar ligt hij ... Torwald, Torwald ... nu is er geen uitkomst meer! Nu weet ik er verder niets meer aan te doen. Wil je het misschien eens passen? Kristine, kom eens hier. Wat is er? Je ziet er heelemaal ontdaan uit. NORA. Kom eens hier. Zie je dien brief? Dáár, kijk, achter het glas van de brievenbus. MEVR. LINDE. Jawel; ik zie hem wel. NORA. Dat is een brief van Krogstad....

En zie nu eens wat er van mij geworden is: een schipbreukeling op een wrak. MEVR. LINDE. Er kon wel hulp nabij zijn. KROGSTAD. Die w

MEVR. LINDE. Nora ... wie was die man? NORA. Dat is een zekere zaakwaarnemer Krogstad. MEVR. LINDE. Dus was hij het heusch! NORA. Ken je dien man? MEVR. LINDE. Ik heb hem gekend ... vele jaren geleden. Hij was een tijdlang zaakwaarnemer daarginder bij ons. NORA. Ja dat was hij ook. MEVR. LINDE. Wat is hij veranderd! NORA. Hij is heel ongelukkig getrouwd geweest.

NORA. U zal het zien; u zal het zien! KROGSTAD. Onder het ijs misschien? In het diepe, ijskoude, pikzwarte water? En dan in het voorjaar boven komen drijven, leelijk, onherkenbaar, met uitgevallen haar...? NORA. U maakt mij toch niet bang. KROGSTAD. Maar u maakt mij ook niet bang. Zoo iets doet men niet, mevrouw Helmer. Bovendien, waartoe zou het dienen? Ik heb hem nu immers toch in mijn macht.

MEVR. LINDE. Neen, want dat zou je toch niets baten. KROGSTAD. Baten, baten ... ik zou het toch graag willen. MEVR. LINDE. Ik heb geleerd met overleg te handelen. Het leven en de harde, bittere noodzakelijkheid hebben mij dat geleerd. KROGSTAD. En het leven heeft mij geleerd niet aan mooie woorden te gelooven. MEVR. LINDE. Dan heeft het leven je iets heel verstandigs geleerd.

Maar nu neem ik er geen genoegen meer mee alleen uit genade weer te worden aangenomen. Ik wil vooruit zeg ik u. Ik wil weer bij de Bank terugkomen ... maar in een hoogere positie; uw man moet maar een betrekking voor mij creëren. NORA. Dat doet hij van zijn leven niet! KROGSTAD. Dat doet hij wel; ik ken hem. Hij durft niet te kikken.

KROGSTAD. Zou ik zoo vrij mogen zijn te vragen: was die dame niet een zekere mevrouw Linde? NORA. Jawel. KROGSTAD. Zoo pas in de stad gekomen. NORA. Ja ... van daag. KROGSTAD. Zij is immers een goede vriendin van u? NORA. Ja zeker. Maar ik zie niet in.... KROGSTAD. Ik heb haar vroeger ook gekend. NORA. Dat weet ik. KROGSTAD. Zoo? Is u op de hoogte van de zaak? Dat dacht ik wel.

KROGSTAD. Dat kan zijn. Van mijn zaken ... van zulke zaken als u en ik samen hebben, gelooft u toch zeker wel dat ik verstand heb? Goed. Doe u nu maar wat u wil. Maar dit zeg ik u: word ik voor den tweeden keer uitgestooten, dan zal u mij gezelschap houden. Och wat!... Hij wil mij bang maken; zóó dom bèn ik nu niet. Maar?... Neen, dat is toch onmogelijk! Ik deed het immers uit liefde.