United States or Bhutan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nu, hernam Koelloeka, dat kondt gij niet helpen; niemand kan overdekte kuilen zien; maar dat bedoel ik ook niet, ik meen iets anders. Wat dan? Gij zult het straks wel merken, indien ten minste waar is wat ik vermoed.

Eensklaps, als opschrikkend uit zijne mijmering, hield hij zijn paard met een vrij onzachten ruk in, zoodat het bijkans steigerde. Koelloeka! sprak hij, ik zag nog nooit een man als Gaurapada! Doch bijna op 't zelfde oogenblik kleurde hij tot over de ooren, bedenkend, maar te laat, dat zijn uitroep juist niet bijzonder vleijend voor zijn vriend en leeraar mogt heeten.

Komaan, dat treft! zei Koelloeka toen zij de woning waren binnengetreden, ik zie daar dat onze goederen al met de kameelen zijn aangekomen. Nu behoeven wij niet stil te zitten en kunnen straks al dadelijk, als we ons wat gekleed hebben, onze opwachting bij Aboel Fazl, den Minister gaan maken. Eerst nu een frisch bad; en inmiddels kan Vatsa onze zaken helpen uitpakken.

Een Keizerlijk wachter kwam weinig tijds na het straks gevoerde gesprek hem wekken uit zijne mijmering om hem binnen te leiden bij den Vorst. 't Is mij lief u weer hier te zien, Koelloeka! sprak de Keizer, na minzaam den groet van den Brahmaan te hebben beantwoord, en ik wil hopen dat gij mij goede berigten medebrengt uit uw land.

Volkomen, Heer! antwoordde de ander, van nu af heb ik dien kluizenaar nooit gezien, of, zoo ik hem soms eens zag, ik ben volkomen vergeten hoe hij er uitziet. Met dat al, dacht Siddha, zal nu toch Koelloeka, of, kan het, Nandigoepta zelf dienen gewaarschuwd te worden. Ik wil er voor zorgen zoodra ik een veilige gelegenheid vind; Salhana moge er nu mee te maken hebben of niet! Selim

Liever nog het gansche rooversnest uitgeroeid dan het tot schade der mijnen enkel om der lieve vrede wille te laten voortbestaan! Ondanks al zijn ontzag voor den Keizer mogt ook de bezadigde Koelloeka een opwelling van toorn niet bedwingen bij die trotsche en als uitdagende taal, en donkerder kleurde zich, al gaf hij geen dadelijk antwoord, zijn door de zon gebruind gelaat.

Ik heb zoo straks uw leerling gesproken. Hoe, Siddha? riep Koelloeka eenigszins verwonderd uit, en wie stelde hem dan nu reeds voor? Niemand, antwoordde Akbar, ik heb, in 't park hem ginds ontmoetend en ligt begrijpend wie hij was, hem zelf maar eens aangesproken. Gij weet dat ik wel eens meer zoo handel. En hij wist niet dat hij met den magtigen Keizer sprak?

Nu, hernam de ander, gij zoudt het toch bij gelegenheid wel vernomen hebben. Dus kan ik 't u ook terstond wel zeggen. Spreek er intusschen maar niet over met Koelloeka; dat behoeft niet, en ware misschien ook, zoo ik wél zie, niet goed. Doch nu verder! Die oneenigheden dan, tusschen den Koning en zijne zonen en tusschen dezen onderling, worden aangestookt, gij begrijpt thans, door wien.

Zie ginds! sprak Koelloeka, met zijne lans naar een digt bosschaadje in de diepte wijzend, waarlangs een heldere beek zich slingerde als een zilveren lint, daar woont Gaurapada.

Hij werd vergezeld door zijn leermeester Koelloeka, een Brahmaan van afkomst, en deels geleerde, deels krijgsman, die hem zoowel in de oorlogskunst en alle ridderlijke oefeningen als in de aloude heilige taal en de daarin gestelde klassieke en gewijde schriften had onderwezen.