Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 juli 2025


Hij werd dan ook niet teleurgesteld: want het kortzichtig moedertje gaf hem een groote klont suiker, stopte hem lekker weer onder de dekens en verbood alle verdere wandelingen tot den volgenden morgen. "Ja!" zei Demi, de belofteschenner, terwijl hij hoogst voldaan aan zijn suiker knabbelde en zijn eerste poging als volkomen geslaagd beschouwde.

Jaapjelief, kom eens hier als een brave jongen, zeg nu eens, wat is de letter A? Je hebt 't van morgen nog in den tuin gezongen." "Suiker moet ik hebben!" antwoordde Jack, en reikte zoo ver mogelijk met zijn arm over tafel om bij den suikerpot te komen, wat hem niet gelukte. "Nu ja, lievert, je zult een groote klont hebben, als je eerst maar zegt wat de letter A is."

Toen wij des morgens met deze arme lieden alleen waren, maakten wij ons spoedig door geschenken in sigaren en maté bemind. Een klont witte suiker werd onder alle aanwezigen verdeeld en met de grootste nieuwsgierigheid geproefd. De Indianen besloten al hunne klachten met de woorden: "En dat is nu alléén, omdat wij arme Indianen zijn en niets weten; maar zóó was het niet toen wij een koning hadden."

Ik had 't wel gewete, wie die verrajer was ... Die juffrouw met die zwarte sluier ... die het de borderels vervalscht ... Maar 'k hou me mond; Racier het an geen verrajers-borste gezoge ... Tjonge nee, man, en 't is tòch ommers één klont zwijnderij!

Planten, zoowel als dieren, zijn gevoelig; het protoplasma is gevoelig, en dit is juist het groote verschil tusschen die stof en de anorganische stoffen, die het meest er op gelijken. De moneren, die nog thans het zoute water bewonen, bestaan alleen uit eene klont protoplasma. Het zijn de eenvoudigste wezens, die wij kennen.

En zie! daar leven klont en kluit, Daar breekt het winterkoren uit, En 't eerste groen versiert de velden, Ofschoon de zaaier wijd van hier De rangen vult van Hollands helden En 't kouter neerlei voor 't rapier!

Bij het terugkeeren van de markt van Brussel, zagen zij in een steenen huis, op de Kareelkaai, in een lage kamer, eene dame gekleed in samijt, hoog van kleur, vol van boezem en schalksch van oog. Zij sprak tot een jonge en poezele keukenmeid: Gij zult een goede klont boter in de pan moeten smelten, want ik houd niet van saus met ijzersmaak. Uilenspiegel stak zijn neus voor het venster.

Kracht en vuur, die niet ontaarden, Schenkt hier de ijzerharde grond Aan de forsche, breede paarden, 't Kouter scheurend door de klont; Of die ons in zomertijden, Onder lachen en gestoei, Door de gouden kamers rijden, Waar het lijnzaad staat in bloei. Aldus bezong een beschrijvend dichter, wiens naam ons onbekend is, in 1843 den roem van het toenmalige Zuid-Beveland. En niet ten onrechte.

Woord Van De Dag

doppe

Anderen Op Zoek