United States or Moldova ? Vote for the TOP Country of the Week !


En de vischverkooper huilde als een wolf. En de klokken van Onze-Lieve-Vrouwekerk klepten. En Lamme en Uilenspiegel stegen terug op hunne ezelen. En de jammerende Nele bleef bij Katelijne, dewelke gedurig zeide: Doe het vuur weg! het hoofd brandt; kom terug, Hansken, mijn liefste.

Als de pijn haar asem forsig wegstiet door haar kele, versmachtte ze het eendelijk geluid onder de helle klatering van een hikkend lachen. Dan was vader uitermatelijk voldaan. Hij wipte op zijn stoel, een prettig gezichte zettend: Ai! 't valt dood! De klokskens klepten tegare uit op een grondelijk akkoord en dan was er een groote stilte.

Dan klepten er deuren in de gang, voeten stapten er, en stemmen zeiën: «buen paseo, buenas noches." Twee mannen gingen het deurgat voorbij, een er van pakte het licht op den witten handboord van zijn bewegenden arm. Ze bleven wat lachen in de keuken, kwamen weêr terug, zacht met elkaar pratend.

Zachtjes klepten de deuren toe; Mathilde had een katoenen lapje om de huisschel gewikkeld, wat de dokter zelf een overdreven voorzorg noemde. Nu was de heer de Stuwen gelukkig een zwijgende, geduldige zieke; een enkelen keer maar, vooral 's nachts, dreunde er een dof gekreun door het huis, wat Jans aan spoken denken deed.

Een deel der krijgers stak in de vaartuigen de gracht over, en drong door eene ijlings in den muur gegravene opening de stad binnen, brak daarop de Wittevrouwenpoort open, en gaf den Bisschop met diens volgers den toegang. De Utrechtenaars, door 't gerucht en de kreten thands gewekt, klepten de noodklok, liepen ondanks het nachtelijk donker te wapen, en verzetteden zich met kracht.

Daarna dook hij onder water, maar toen ook dat niet hielp, repte hij de vleugels, en vloog over de oppervlakte van het water heen en weêr, wat een geweldig leven veroorzaakte, want de vleugels klepten telkens in het water, zoodat het hoog opspatte. Dat werkte aanstekelijk op de eend, die het voorbeeld van haar gemaal volgde en ook rondfladderde. »Haal hem in, Marten!

En al de dingen des levens hadden een pronkende en gruwelijke openbaarheid. De leprozen klepten met hun ratel, en hielden ommetochten, de bedelaars jammerden in de kerken en stalden er hun wanstaltigheid uit. Elke stand, elke orde, elk bedrijf was kenbaar aan zijn kleed. De groote heeren bewogen zich nooit zonder pralend vertoon van wapens en livreien, ontzagwekkend en benijd.

Bij het geraas van de golven, van den wind in de bladeren, den bliksem en het onweder, de orkanen en de stormen, waren de weekdieren, de visschen, de schaaldieren stom gebleven. De insecten begonnen te gonzen, de krekels klepten met hunne vleugels, de kikvorschen kwaakten, de eerste zoogdieren brulden, de reuzenhagedissen loeiden of schreeuwden. Maar nog geen enkel wezen had gezongen.

De klokken van Onze-Lieve-Vrouwekerk klepten. Voor u ook kleppen die klokken, sprak hij tot Uilenspiegel; gij zult gehangen worden, daar gij gemoord hebt! De vischverkooper liegt, riepen die van 't gemeen; hij liegt, de beul, de moordenaar! En, als waanzinnig, smeet Tonia eenen steen naar hem, die hem kwetste aan 't voorhoofd.

Maar van al deze troostlooze armoe-dingen was wel het hevigst de bedstee, die in een hoek vierkant uitgetimmerd stond; als bij 'n kast klepten daar deuren voor, die met 'n kruk gesloten konden worden. Wanneer die deuren dan opengingen was het 'n troebele lompenhoop van groezelige lappen, die daar dooreen geward lagen.