Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 oktober 2025
Een tweede persoon die in Kinderjaren wordt beschreven is een Joerodiewi . Deze Grischa heeft niet bepaald bestaan, maar is ongetwijfeld grootendeels naar het leven geteekend. Hij maakte klaarblijkelijk een diepen indruk op Tolstoi's kinderziel. De volgende roerende woorden zijn aan hem gewijd. Tolstoi geeft daarin een beschrijving van een avondgebed van den Joerodiewi.
En nog weer een gebed tot God om geluk en tevredenheid voor allen, om mooi weer voor de wandeling van morgen; dan keer je je om en je valt in slaap, zoo rustig en stil, het gelaat nog nat van tranen. Zullen zij ooit terugkeeren, die frischheid, die zorgeloosheid, die behoefte aan liefde, dat krachtig geloof, die schatten van onze kinderjaren?
Rjessel, door mij in mijn boek Kinderjaren beschreven. "Wij waren met ons vijven kinderen: Nikolaas, Sergius, Dmitri, ik en de jongste, onze zuster Maria, bij wier geboorte moeder stierf. Het korte negenjarige huwelijksleven van mijne moeder was gelukkig en goed. De liefde had haar leven gevuld en mooi gemaakt, de liefde van haar voor ons allen van ons allen voor haar.
Ik zat in geldverlegenheid, dat is waar, maar toch kan ik mij nooit zonder wroeging herinneren, dat ik het haar niet heb toegestaan. Wanneer ik hier nu sterf, vervolgde zij met bevende stem, 'dan zal die herinnering u niet aangenaam zijn. Geef mij daarom liever eene andere kamer'. Zoo is zij altijd geweest, van mijn eerste kinderjaren af, toen ik nog niets kon begrijpen.
Nu ik echter ouder werd, beviel mij dat stroo lang zoo goed niet meer als toen ik op twintigjarigen leeftijd was; want die in zijn kinderjaren gaarne gele wortels eet, versmaadt daarom, als hij ouder is geworden, juist geen gebraden gans.
Ik stelde mij niet minder voor dan een pas ontloken vlinder te zijn, waaraan ieder bewondering schuldig was. Mijne trotschheid en inbeelding waren grenzenloos. Ik stond, zoo meende ik, aan den aanvang van een bestaan van louter vrijheid en genot. Reeds ver achter mij waren, in gedachte, de school- en kinderjaren; aan die geleden ellende mocht ik nu als man, zoo vond ik, niet meer denken.
Zooals altijd, wijst gij mij ook nu weder den rechten weg. Het is waar, ik had het mij verrukkelijk schoon voorgesteld op het landgoed dat wij Irenia Vrede-oord noemden, of te Kanopus in het lieve, kleine paleis, de jaren die mij nog gegeven zullen worden, in rust door te brengen, en terug te keeren tot alles wat onze kinderjaren zoo heerlijk heeft gemaakt.
Maar als ik in mijn kinderjaren echt leed heb gehad, was het altijd veroorzaakt door liefdeloosheid van onderwijzers, van wantrouwende volwassenen, van hartelooze jongens.
Zoo waren hare kinderjaren verloopen en nu was zij volwassen en sinds eenigen tijd had haar broeder haar toegestaan, om deel te nemen aan het hofleven met zijne feesten en partijen.
"Zij was niet verstandig, maar goed en eenvoudig en daarbij zoo rein, dat er nooit een andere dan een broederlijke verhouding tusschen ons heeft bestaan." De mededeelingen die Tolstoi doet over de bedienden, die hem in zijn prilste jeugd omringden, zijn schaarsch, maar zeer interessant. Zij vullen de gegevens aan, reeds beschreven in zijn werk Kinderjaren.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek