Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 30 april 2025
Twee dagen later kwam de hoofdonderwijzer om Van Kempen even te spreken. Hij werd in de voorkamer gelaten en zoodra Van Kempen binnenkwam, begon hij over Henk. De jongen had er op school zoo ongelukkig bij gezeten, dat hij begreep dat er iets aan schortte. Na veel vragens was hij er achtergekomen, dat Henk voor zijn vader niet naar 't gymnasium mocht.
Toen Henk van Kempen nog pas negen of tien jaar oud was, stond 't hem al heel duidelijk voor wat hij worden zou. Hij wilde dokter worden. Hij wilde dat niet, zooals andere jongens iets willen worden, die misschien, als men er lang met hen over sprak, ook wel tot wat anders over te halen zouden zijn. Hij wilde 't, omdat hij wist, dat 't mòest, dat 't niet anders kòn.
Toen Van Kempen na het eten de krant opnam, en op zijn gemak wou gaan zitten, kwam Henk met een hooge kleur naar hem toe. Stotterend kwam 't er uit: »Vader hebt u er al eens over gedacht?« »Waarover?« »Over dat examen.« »Daar komt niets van.« »Meneer heeft vanmorgen gezegd, dat de jongens, die 't wilden doen, zich nu moesten aangeven.« »En wat wou je dan?« »U vragen of u me nu wil aangeven.«
Hij wilde hem een en ander vragen. En een kwartier daarna wist hij al opperbest, wat er aan mankeerde. »U moet uw jongen zijn zin geven,« zei hij tot Van Kempen, »anders gaat hij kwijnen en dan kon u hem weleens verliezen. Ik sta voor niets in, als er geen verandering komt.« Een half jaar later was Henk op het gymnasium. Van Kempen had moeten berusten in het onvermijdelijke.
Hij antwoordde niet dadelijk. »Het toelatings-examen is begin Juli,« zei hij vervolgens. »Welk toelatings-examen?« »Voor het gymnasium.« »Wat moet jij op het gymnasium?« Van Kempen deed alsof hij Henk niet begreep. Natuurlijk had hij in zijn dagelijksche omgeving dikwijls genoeg over Henk's plannen hooren spreken, maar hij had altijd de schouders opgehaald en gezegd: jongensgrillen!
Zijn voorganger echter maakte wel zulke excursies: het was een volkomen geoorloofde dichterlijke vrijheid, om ze op Havelaars rekening te stellen. Slijmering is niet het portret van Brest van Kempen, den resident van Bantam: Slijmering is geworden tot het type van den door D. D. gehaten ambtenaar, ook is Dekkers voorganger niet vergiftigd, al was hij zelf vast overtuigd van het tegendeel.
Gedurig zag hij nog die vreeselijke figuren uit zijn droom en hij had dan een gevoel van zelfverwijt, alsof 't eigenlijk zijn schuld was, dat al die ongelukkigen zonder hulp bleven. Op een Zondagmiddag nam zijn vader hem mee naar het ziekenhuis. Een jongere broer van Van Kempen lag daar in een der groote zalen. Hij was sigarenmaker, had 't niet zoo ver weten te brengen als zijn broer.
»Tobt die jongen ergens over?« vraagde hij eindelijk. Hij vraagde 't aan Van Kempen, toen zij naar beneden waren gegaan, terwijl Henks moeder nog bij hem boven gebleven was. »Waar zou hij over tobben?« trachtte van Kempen onverschillig te antwoorden. »Zoo iets moet 't toch zijn«, zei de dokter weer, »want een bepaald gebrek of aanleg voor een kwaal heb ik niet bij hem ontdekt.
Van de Kempen richtten zij zich naar de oevers van Lei en Schelde, naar de vruchtbare gouwen van Midden-België. Het Zuid-Oosten van ons land was, met zijne dichte wouden, hun geruimen tijd ontoegankelijk, terwijl de Ardennen met hunne naakte bergtoppen en met bosch begroeide hellingen, hen weinig aanlokten.
En 't zijn nog andere, dan alleen hun lichamelijke ellenden, die hij dan voor God brengt en waarvan hij den hemelschen Vader smeekt hen te verlossen. Er wacht hem nog een zware beproeving. De oude van Kempen had al geruimen tijd gesukkeld. Lang had hij zich op de been gehouden en gemelijk geantwoord, als men hem aanraadde naar bed te gaan en medische hulp in te roepen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek