United States or Mozambique ? Vote for the TOP Country of the Week !


Niet daarvan zal het afhangen of de latere geslachten "Keesje" zullen vasthouden. Het zal er integendeel van afhangen of dit speciaal-menschelijke, dit kleinburgerlijke Keesje den lateren geslachten schoon genoeg zal lijken om vast te houden. En dat hangt weer af, behalve van de artistieke kracht van den heer Van Hulzen, vooral van het speciaal-menschelijke dier lateren.

Goede God! ach laat haar leven Tot mijn voordeel, tot mijn vreugd, Welk een droefheid zou 't mij geven, Haar te missen in mijn jeugd. Zie Keesje! deze doode mug Vloog nog zo even blij en vlug, Maar 't is door onbedagtsaamheid, Dat hij nu dood op tafel leit. Hij had in 't kaarslicht zulk een zin, En vloog er onvoorzigtig in. Nu ligt hij daar; maar 't is te laat; Er is voor 't mugje nu geen raad.

"Neen! neen!" snikte hij, de hand op zijn borst rondwrijvende, als zocht hij er het geld nog: "het geld most weg; dat is 'en wet zoo oud as et Huis, en et Huis is zoo oud zoo oud as de wereld!" "Dat's wat kras, Keesje", zei ik; "en wanneer".... Hij liet mij niet uitspreken. "Wat kras? Het is niemendal kras.

En den volzin omkeerende, voegde hij er, zeer bedaard den rok van den knaap nemende en hem opvouwende, nog eens bij: "drinken zou ik niet". "Keesje", zei ik, "toen je den tuin doorkwaamt, en toen ik je aansprak, was je bedroefd, en nu lijk je wel wat boos te zijn; ik zie je liever bedroefd!"

Daar het zóó niet blijven kon, bracht eindelijk de president het advies uit, "dat het, aan den eenen kant, wel doenlijk was Keesje zijn geld terug te geven, daar Keesje een man was van voorbeeldig gedrag, die het geld zeker tot aan zijn dood toe zoo goed bewaren zou als de ijverige thesaurierzelve", waarop de "ijverige thesaurierzelve" boog "maar dat, aan den anderen kant, de ijverige thesaurier het weder even zoo goed bewaren zou als Keesje, en dat het dus volstrekt niet noodig was Keesje in het vooroordeel te stijven dat zijn geld beter bewaard zou worden en zekerder tot deszelfs, d.i.

Tot kort na de expeditie naar ouwenbrug, hartenstraat en aschpoort, was Leentje Wouter's eenige vertrouwde. Haar liet-i de verzen lezen die versmaad waren door lange Ceciel. Haar klaagde hy z'n smart over de onrechtvaardigheid van meester Pennewip, die hèm "redelyk" gaf, en "uitmuntend" met 'n krul, aan 't roodharig Keesje.

Keesje had een sandrakdoosje eenige malen open- en dichtgeschroefd en, na door het deksel te hebben geblazen, weer voor zich gezet, omdat hij voor die geradeerden vlek, bij rijpelijk indenken, geen sandrak noodig had.

De heeren Krasser en Van Blaak zijn even te voren door hun patroon genoegzaam ingelicht over hetgeen weldra gebeuren zal, en Keesje, die intusschen van jongsten bediende klerk werd, is er trotsch op, dat ook hij deelgenoot is geworden van het plan, dat de heer Verhagen en dokter Abels, ingelicht door Dorus zelven, maakten om Philip Strijkman c. s. in de val te krijgen.

En na eenige weken speelt Keesje "die Wacht am Rhein" stukje uit een Liederkrans voor pasbeginnenden zonder fout, met alleraardigste voordracht, uit het hoofd. Door het voortdurend inspecteeren van zijn troep, gingen de oogen maar steeds van het blad op de vingertjes. Zoo oefende hij zich in 't van het blad lezen, en uit het hoofd spelen. De lessen werden voor Keesje een verheugenis.

"Klaas", riep ik hem na, "het et je verteld, omdat ie".... maar wat holp het of ik gezeid had, omdat ie 'en lap is! wat holp et of ik hem verteld had dat Klaas alle dag na' de Vette Vadoek ging? Ik had er me geld niet mee weerom. Den heelen nacht heb ik geen oog toegedaan. Et is wat te zeggen!" "Zou er bij de Regenten niets aan te doen zijn, Keesje?" vroeg ik vertroostend.