Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 3 juli 2025


In het loover zat een monsterachtige kraai naar Juliaan te staroogen; en hier en daar flonkerden er groote vonken tusschen de takken, alsof het uitspansel al zijn sterren in het bosch had laten neerregenen. Het waren dieren-oogen, oogen van boschkatten, van eekhorens en uilen, van papegaaien en apen.

Bij een nachtelijken overval was Juliaan Romero reeds tot des prinsen legertent doorgedrongen; indien Oranje niet door het luid geblaf van een hondje, dat onder zijn bed sliep, gewekt was, zou hij in zijn slaap gevangengenomen zijn. Nog in den uitersten oogenblik gelukte het hem, een gezadeld paard te bereiken, hij slingerde zich er op en ontvluchtte.

De Christenen van hunne zijde vestigen hun hoop op Juliaan en verlangen, dat hij hun Godsrijk ter overwinning zal voeren. Juliaan wordt door twijfel heen en weer geslingerd. Maar in de ure des gevaars, als zijn leven afhangt van een snel besluit, is hij gedwongen den teerling te werpen.

Den volgenden Zondag moest Juliaan onder het bidden telkens denken, dat het muisje wel eens weerom kon komen. En waarlijk, het kwam. Nu wachtte hij er voortaan iederen Zondag op. Het begon hem zelf te vervelen. Hij vatte een haat op tegen het muisje en besloot er zich van te ontdoen.

Hij prees Sancho d'Avila, Juliaan Romero en de overige aanvoerders der plunderaars en aan koning Philips II schreef hij: "Ik breng Uwe Majesteit mijn warmsten gelukwensch over deze zegepraal, zij is waarlijk groot. Het der stad overkomen onheil is onoverzienbaar." Weinig vermoedde hij, dat de schandelijke overwinning de oorzaak van een niet minder schandelijke nederlaag worden zou.

Want bij hem nog meer dan bij Skule wordt de lezer tot de overtuiging gedreven, dat hij voorbestemd is geweest, om te dwalen. Juliaan heeft een roeping. Van den beginne af komen stemmen tot hem, die hem zeggen, dat hij 'het rijk' moet bevestigen. Maar welk rijk dat is, weet hij niet. Hij zoekt het bij den God der Christenen, maar het gaat hem als Kaïn; zijn offer wordt niet aangenomen.

Juliaan was verstomd blijven staan; toen deed een plotselinge vermoeienis hem ineen-zinken, en een weerzin, een eindelooze droefenis overstelpten hem. Met het hoofd in de handen bleef hij schreien. Hij was zijn paard verloren, zijn honden hadden hem verlaten, de eenzaamheid die hem omgaf, voelde hij dreigen met onbestemde gevaren.

Juliaan vermaande hen zachtzinnig; ze hoonden en verguisden hem tot antwoord. En zwijgend zegende hij hen. Een kleine tafel, een bankje, een bed van dorre bladers en drie aarden kroezen, ziedaar heel zijn have. Twee gaten in den muur dienden tot vensters.

Juliaan liep op deze wijze een eindelooze vlakte door, kwam toen over lage zandheuvels en ten laatste stond hij op een hoogte, die uitzag over een wijde landstreek. Platte zerksteenen lagen hierboven verstrooid tusschen bouwvallige gewelven; men struikelde er over doodsbeenderen; vermolmde graf-kruisen hingen klaaglijk omgevallen.

Maar 's avonds, na de vespers, als Juliaan tusschen de eerbiedig nijgende armelieden de kerk uitschreed, kon hij zoo deemoedig en met een gebaar zoo edel in zijn gordelbeurs tasten, dat zijn moeder vast geloofde hem mettertijd aartsbisschop te zien. Zijn plaats in de kapel was tusschen zijn ouders in.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek