Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 3 mei 2025


"Dat weet ik," herneemt Bentinck: "maar er zijn sedert dien tijd twee maanden verloopen en de verontwaardiging over de tirannieke handelwijze van Koning Jacobus heeft meer en meer veld gewonnen: de gemoederen zullen wellicht thans meer ten voordeele der onderneming gestemd zijn, dan vroeger het geval is geweest."

Ik, Ambrosius, Groot-Vicaris van den Heiligen Stoel in de Nederlanden, verklare bij deze, dat, indien Jonkheer Jacobus Mom, Ambtman in Maas en Waal, zich geschikt acht om Jonkvrouwe Ulrica Van Reede tot Sonheuvel gelukkig te maken, en indien gezegde Jonkvrouwe Ulrica met haar vrijen wil gezegden Jonkheer J. Mom tot man wil aannemen, ik mij geenszins tegen hun huwelijk verzet; maar daaraan mijn volle toestemming verleene, mits de verloving niet vroeger plaats hebbe dan op Maandag den 28sten Juni des jaars 1621.

Wilde daarentegen Jacobus Vandergaart een steen snijden, of, om juister te spreken, hem volgens een vastgestelden vorm afslijpen, dan begon hij met de vaststelling van dien vorm, dien hij er aan geven wilde, door op het omhulsel van den diamant met krijt de voorgestelde kleine vakken of facetten te teekenen.

Jacobus Vandergaart zag er met zijn witten baard, zijn kaal hoofd, dat met een kalotje van zwart fluweel bedekt was, met zijn langen spitsen neus, waarop een bril met groote ronde oogen prijkte, geheel en al uit als een oude alchimist van de vijftiende eeuw, zooals hij daar te midden zijner vreemdsoortige werktuigen en zijne flesschen met allerhande zuren troonde.

Daarop ging hij afscheid nemen van den ouden Jacobus Vandergaart, die, zonder goed- of af te keuren dat Cyprianus aan dien tocht deelnam hem hartelijk de hand drukte en hem een goede en voorspoedige reis toewenschte.

Het nieuwtje van den terugkeer van Jacobus Vandergaart had zich bliksemsnel verspreid. Een menigte bezoekers stroomde dan ook naar de hoeve, om het wonder van de Kopjes-mijn te bewonderen. Men vernam weldra dat de diamant aan miss Watkins toebehoorde, maar dat haar vader meer dan zij zelve daar de bezitter van was.

Dominee Huibert Jacobus Buddingh was den vorigen middag door zijn vriend en broeder Beukman van Vreeland gehaald; had 's avonds in de groote pronkkamer van zijn gastheer gepreekt; en was daarna nog lang met de weinige hoorders in gesprek gebleven. Eerst tegen elf uur waren de vrienden een voor een of twee aan twee huiswaarts gekeerd.

Ik zag het ouderlijk huis in vlammen staan: gewapende roovers, waaronder zich Andries en, vreemd genoeg, ook de poëet Helding bevonden, stormden ter plundering binnen, en werden aangevoerd door den Heer Jacobus Blaek, die zijn regenscherm als een staf van commando rondzwaaide.

Bij afwezigheid van Cyprianus spraken zij veel over hem en merkten dan steeds op, dat de tijd voorbijvlood en dat Jacobus Vandergaart niet terugkwam. "En waarom zou hij in Grikwaland terugkeeren?" vroeg Friedel, "daar het hem zoo gemakkelijk is dien diamant, die zoo'n overgroote waarde heeft en welker fabriekmatige afkomst nog nergens bekend is, voor zich te behouden?"

"Verdwenen? Niets meer dan den effen, naakten muur!" En, voortgezweept door de akelige overtuiging, van het doodsgevaar dat mij bedreigde, liep ik naar den tegenovergestelden kant der krocht, scharrelde langs den muur, bukte ten gronde en sprong in de hoogte naar de vensters.... Eilaas, alles was vruchteloos! "Ontsnappen kan men uit dezen kuil niet," schertste Jacobus.

Woord Van De Dag

vuistdreigend

Anderen Op Zoek