Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 mei 2025
Wie zich niet zoo gemakkelijk liet vinden, was Gijsbrecht van IJsselsteyn. »Dat ware schande!" andwoordde hy op Borsseles aanzoek: »wanneer ik den Grave van Holland mijn huis ruimde, daar ik Maarschalk van 't Sticht ben , en de Bisschop mijn rechte Heere is. 't Bracht my oneere, zoo ik dat toestond des weiger ik, er moge van komen wat er wil!"
Hierdoor kwam IJsselsteyn alzoo in handen van het doorluchtig Huis van Oranje-Nassau, waarin het ook tot aan Willem den Derde bleef, zonder dat er gedurende al dien tijd iets merkwaardigs van werd opgeteekend, dan alleen een enkel voorval tijdens den driedubbelen oorlog van 1672.
Ook hunnen oudsten zoon en opvolger, Aernout, behoeft hier slechts herinnerd te worden. Als Heer van Egmond en IJsselsteyn bewees hy, in 1380, Bisschop Floris van Wevelichoven groote diensten by den oorlog met den overmoedigen Ridder Everaert van Essen, en het beleg van diens kasteel van Eerde.
Eindelijk meende men dat de tijd voor groote handelingen aangebroken was: de Cleefsche hulpbenden zouden weldra opdagen, en in afwachting daarvan, om tot eene bestorming over te gaan, sloeg de Burchtgraaf het beleg voor de stad IJsselsteyn.
Doch, schoon men hem naar het Kasteel van Culemborch bracht, en aldaar in hechtenis hield dat van IJsselsteyn was daarom nog niet gewonnen: Bertrade, of Baerte, van Heuckelom, Gijsbrechts gemalin, was een kloekhartige vrouw, die den vijanden van haren echtgenoot zoo wel den intocht weigerde als hy 't zelf had gedaan.
Dat men hem geen leed zou doen, daarvoor achtte zy zich ook gewaarborgd door een trouweloozen knecht van Vyanen, die zich van zijns Heeren kind meester gemaakt, en het op den IJsselsteyn gebracht had. En gelukkig voor haar, die kleene gijzelaar!
De goede verstandhouding tusschen hem en den Kerkvoogd ging echter in de oneenigheden tusschen den laatste met het Beiersch Gravenhuis van Holland ten onder: Aernout die de Hollandsche zijde hield, verkreeg daarvoor wel van Hertog Willem het belangrijk voorrecht om Utrechtsche ballingen tot poorters van IJsselsteyn te mogen toelaten, maar de uitoefening daarvan duurde niet lang, want toen zijn bestand met Bisschop Jan ten einde geloopen was, terwijl deze zich te Rome bevond, trok de Maarschalk van het Sticht op maandag na beloken Paschen voor IJsselsteyn en sloeg er zijne tenten om heen.
De Bisschop trok, half genoodzaakt, de zijde van Maximiliaan, stelde Frederyc van Egmond van IJsselsteyn, die zich met 200 man tot hem begeven had, als Legeroverste aan, ontfing uit Holland, behalven 400 wapenknechten onder Jan van Cats en Jacob van Boshuzen, den bekenden Ridder Petit Salisart, met 34 Biscaysche boogschutters, en deed al het mogelijke, om zijnen ongehoorzamen onderdanen afbreuk te doen en hen te verzwakken.
Zijne moeder, de beminnelijke Maria Louisa van Hessen-Cassel, die, na gade en zoon overleefd te hebben, eerst in 1765 te Leeuwarden overleed, hield zich van tijd tot tijd in het kasteel op, dat zy als douairie bezat, en de IJsselsteyners spraken nog in het begin dezer eeuw met dankbare herinnering van de edele Vorstin. Gemeenlijk werd het in dien tijd bewoond door den Drost van IJsselsteyn.
Ook schijnt er tusschen hem en den Bisschop eene volkomene verzoening tot stand gekomen te zijn: toen hy in 1360 eenige goederen aan de kerk te IJsselsteyn schonk, en de Bisschop dit goedkeurde en bevestigde, noemt deze hem »onzen bloedverwant en Baanderheer."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek