Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 juli 2025


Daar dronk ik ín een laafnis koel en zuiver, en onderging de gloorie deezer wondren, ik hoorde huivrend de lawinen dondren in grim'gen afgrond, en verwon den huiver, tot 'k immermeer verlangend werd te kennen en aan 't ontzachlijk Bijzijn te gewennen.

De geest der hel, die dit heeft voortgebracht, Doet vloek en klacht door leêge stilte stroomen: Gij, rijk der tranen, waar de dood slechts lacht, Baart angst en niet der schoonheid huivrend schromen: Leen ik mijn ziel aan u, en leef uw leven Ik ben ontzield: gij hebt mij stug en wreed Op mij terug, en dus tot haat gedreven. Mathilde!

De kastdeur kraakte; ze rilde van angst...; daarop was het langen tijd heel stil.... Maar toen ze, langzaam aan, zich weer liet zakken, turend naar de deur van haar kamer, die een eindje openstond, verbeeldde ze zich dat de knop bewoog, dat de deur verder openging, en duidelijk meende ze 'n zacht brommende stem te hooren achter de deur.... Ze sprong uit haar bed, huivrend van schrik, dadelijk scherp voelend de kou op haar borst en langs haar beenen, als liep ze in den wind.... Ze ging haastig de deur dicht doen.

Avond. Met koortsig, huivrend hoofd omhuld. Bad ieder man zijn eigen doodsgebed Stervensbereid. Wie hoort de vale tred Des doods komend om onvergeven schuld? Maar neen. Wij allen onthulden het hoofd Zagen elkanders moede en verblijde oogen. God heeft ons uit den Dood in 't Licht getogen, In laatste dank worde zijn Naam geloofd. Naar ons licht huis. De onvaste voeten tasten Wankel in 't gaan.

In de borst van welken duivel rijpte, met die gruwzaamheid, Zoo afschuwelijk een denkbeeld tot zoo schrikkelijk een feit? Waarom is die dubble moordbrand in de zelfde nacht geschied? Huivrend gaat de vraag in 't ronde maar een andwoord is er niet. Treurig werpt het uchtendzonlicht over 't rookend puin zijn glans.

Een zaadje een loovertwijg gij zijt verrezen, O, volle, reine roze, op slanken stengel, En ’k heb u lief, en, bij uw zoet gebengel Op de’ uchtendwind, tril ik van huivrend vreezen: Uw schoonheid doet mij bidden tot den engel Der bloemen, dat ge altijd zoo schoon moogt wezen, En bij uw sterven staar ik als verwezen, Wijl ik in dooden dauw mijn tranen mengel: Ik juichte, toen gij wierdt en waart, en weende, Toen gij ter aard vielt: ’k overzie uw leven, Dat mij door kleur en geur genot verleende;

Woord Van De Dag

staande

Anderen Op Zoek