Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 juni 2025
Ik meen den aanslag.... Begrijpt gij mij nu?" vroeg Holtvast, met de hand de gebaarde makende van iemand die een dolksteek toebrengt. "Wat! een aanslag om Prins Maurits te vermoorden?" vroeg Joan, verontwaardigd. "En waarom niet?" vroeg Holtvast: "men heeft zijn vader wel vermoord." "En gij, een kapitein bij de Garde! Schurk! dit zult gij boeten!
Bij deze woorden werd Joan beurtelings rood van verlegenheid en bleek van gramschap; doch de gulle lach, waarmede Kapitein Holtvast ze vergezelde, ontwapende zijn drift, vooral toen hij bemerkte, dat Holtvast zelf een kleur kreeg, gelijk meermalen gebeurt, wanneer men die bij een ander heeft doen opstijgen.
"De Jonker heeft vast wijze redenen, die het ons niet past te onderzoeken. Ook zal Koning Frederik hier dienaars genoeg hebben, en misschien meer, dan wij in den kost kunnen houden; doch het is onze tijd, verder te gaan: nu, Jonker! zoo gij iets naders van ons begeert, verneem dan maar naar mijn makker, dien gij hier ziet, Kapitein Schwanck, van de garde. En ik noem mij Holtvast, om u te dienen.
"Er bestaat hoegenaamd geen oogmerk tot beleediging," zeide Holtvast met koelheid: "ik sprak met mij zelven.... ik bevind mij dikwijls in de gelegenheid van alleen mij zelven te kunnen raadplegen;.... doch het is zooals ik zeide: morgen of uiterlijk overmorgen wordt gij gehangen." "Onmogelijk! ik heb niets misdreven, en zonder schuld...."
"Wat zegt gij, knaap?" vroeg Holtvast met een bulderende stem, terwijl hij opstond en zijn mantel over zijn schouder sloeg: "wie zou dat hebben durven doen? of liever: aan wien zou ik mijn vertrouwen geschonken hebben?" Joan zweeg, en zag den kapitein verwonderd aan.
Ook onze held voelde een kille huivering door al zijn leden gaan, en zag den brenger dier slechte tijding met strakke oogen aan. "Morgen uw laatste verhoor, man! en dan uw vonnis: de galg kunt gij niet ontgaan," vervolgde Holtvast met de meeste bedaardheid. "Zou UEd. waarlijk denken, dat men zoo spoedig.... en zoo onbarmhartig te werk zou gaan?" "Spoedig!
"Wij hebben elkander voordezen meer ontmoet," zeide deze, hem met welgevallen aanziende. "Kapitein Holtvast!" zeide Joan verrast. "Dat was ik te Tiel," hervatte Maurits: "hier noemt men mij Maurits van Nassau." "Uwe Hoogheid! O ik verzoek verschooning voor hetgeen ik onwillig...."
"Verplicht voor de eer," hernam Joan; "maar dat helpt mij weinig." "Gij moest met mij naar Zijn Hoogheid gaan," zeide de officier, zonder zich aan den driftigen toon van Joan te storen: "ik sta u borg, dat gij spoedig vooruit zoudt komen. Wat dunkt u daarvan, Kapitein Schwanck?" vervolgde hij, zich tot den anderen officier wendende. "Dat zult gij best weten, Kapitein Holtvast!" antwoordde deze.
"Gij houdt dus den Graaf voor onschuldig?" vroeg Holtvast, met overhaasting. "Ik hou mijzelf voor bedrogen en vel verder geen oordeel over iemand." "Gij wilt dus mijn bijstand niet aannemen om deze droevige gevangenis en een wissen dood te ontgaan." "Ik heb nog niet gehoord, op welke voorwaarden mij uw bijstand verleend wordt."
"Hoor!" zeide Holtvast, lachende, en hem tot zich trekkende: "het is juist, omdat ik u schuldig acht aan hetgeen u ten laste gelegd wordt, dat ik u redden wil. Ik weet zeer wel, dat gij de agent zijt, door wien Graaf Frederik Hendrik en Grobbendonck samenspannen." "Wel mogelijk," antwoordde Joan, met koelheid: "doch buiten mijn weten."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek