Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 29 oktober 2025


Het Friesche oorijzer was oorspronkelijk een ring, zooals nog de Zeeuwsche benaming "beugel" of "hoepel" getuigt. Inderdaad leeft in de Friesche oorijzers nog voort de Oudgermaansche hoofdband of diadeem; dit is bepaaldelijk betoogd door den Frieschen oudheidkundige J. H. Halbertsma in zijn opstel over Den Ring van Epe, Overijsselsche Almanak 1849.

De door de muts verborgen ooren leenen zich niet voor sieraden en de vrouw moet haar pronkstukken dragen vóór het oor. Naast de ooren draagt men altoos de welbekende gouden, kurketrekkervormige krullen en strikken, die aan een smallen, zilveren beugel of hoepel, welke om het hoofd sluit, verbonden zijn.

De een moet het deeg tot kleine koekjes vormen; een ander begint ze uit te rollen en schuift ze dan naar haar buurvrouw, die een kleinere rol in de hand heeft, tot die het uitgerolde deeg weer aan iemand anders overdraagt voor een laatste rolling. Als dat gebeurd is, blijkt het deeg bijna zoo dun als postpapier en zoo groot als de houten hoepel van een kind. Dan kan het worden gebakken.

Daarna sprak de stem weer: "O, broeder, geef mij meer water, opdat ik niet van dorst omkom!" De goedhartige prins ledigde een tweede glas in het vat en een tweede hoepel sprong onmiddellijk stuk. Weer smeekte de stem: "O, broeder, geef mij nog een derde glas! Ik verga nog van dorst!"

Als jullie reken dat ik nou al bijna helemaal witkop ben en halfpad zo krom als een hoepel, zullen jullie kunnen zien, dat dit banja dagen geleden is, waarover ik nou praat. Dit was een tamaai mooi land, dat land waar ik geboren ben. De vruchten groeien zomaar wild in de bossen. Het water spoelt altoos maar weg naar de zee. Want dat land waar ik van praat, is binnenkant in de zee.

De oplossing van het probleem door een buitensporig verwijden rok schiep nog meer mogelijkheden om de beenen niet te bedekken. Deze vorm van rokken is vooral in de 18e en 19e eeuw onder de benamingen hoepel-, baleinrok en crinoline in de mode geweest. Deze rokken komen ons heden verregaand afschuwelijk voor. Zij maakten de vrouwen tot wangedrochten.

Ik kan werken, vervolgde Mattia; ik speelde viool, ik kan koorddansen, door een hoepel springen en zingen; gij zult zien, ik zal alles doen wat gij wilt; ik zal uw knecht zijn, ik zal u gehoorzamen; ik behoef geen geld, maar slechts voedsel, als ik iets verkeerd doe, dan kunt gij mij slaan; maar gij moet mij niet op mijn hoofd slaan, dat moet gij mij beloven, want mijn hoofd is zeer gevoelig, daar Garofoli mij zoo dikwijls erop geslagen heeft.

Tollen, ballen en hoepels behooren tot de kinderspelen der tweede periode, tot de jongens- en meisjesspelen. Het heeft den schijn, alsof in de eerste periode meer met het kind gespeeld wordt, dan dat het zelf speelt. Deze opvatting is onjuist: het kind speelt intensief lang vóor het niet alleen hoepel en tol, maar zelfs pop en hobbelpaard heeft leeren kennen.

Hij had geen liefhebberij meer in oorlog spelen, zelfs niet in het zeerooverspel. De bekoorlijkheid van het leven was verdwenen en niets dan ellende was overgebleven. Hij borg zijn hoepel en zijn kolfstok, want al de pret van hoepelen was voorbij. Zijne somberheid wekte tantes onrust en zij begon allerlei soorten van geneesmiddelen op hem toe te passen.

Scheidings- en opnamegebruiken. Doopsel. Kerkgang. Kinderziekten. Wiegeliedjes. Loopen en spreken. Schootliedjes. Knieliedjes. Kinderspel. Hoorspel, gezichtspel, gevoelspel. Speeldrift. Loopspelen. Springspelen. Dansspelen. Werpspelen. Balspelen. Bolspelen. Ambachtspelen. Schommelspelen. Knikkerspelen. Tolspelen. Hoepel- en vliegerspelen. Sneeuw- en ijsspelen. Lutje leeft nog.

Woord Van De Dag

cnapelinck

Anderen Op Zoek