United States or Zambia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij moet nu de groote scène spelen, waarin Harpagon, de Vrek, die tot de ontdekking is gekomen, dat men hem zijn cassette met geld, zijn schat, heeft ontstolen, der wanhoop nabij is en hemel en aarde bewegen wil om den schuldige te ontdekken.

’t Is erg komiek dat hij zijn pruik aftrekt en ’t komt zoo in de rol te pas, denkt men eerst, maar al zeer spoedig komt het publiek tot de ontdekking dat ’t zuivernatuuris wat het aanschouwt. Harpagon loopt radeloos over het tooneel heen en weer, kijkt in ’t souffleurshok, zwaait zijn pruik op en neer en slaat er zich mee voor ’t hoofd.

Hij onderzoekt plichtshalve het lijk, en na eenige oogenblikken van spannende stilte, wendt hij zich tot mevrouw Groote, die herhaaldelijk haar zakdoek aan de oogen brengt en met een innig medelijdenden blik op denHarpagonvan gisteren neerziet: „Hij is dood, mevrouw! waarschijnlijk al voor een uur of tien overleden.”

't Is te dwaas dat zij "den ridder van De Zonsberg reeds van zijn aardsche schatten losmaakte, terwijl hij misschien nog bestemd was om als een tweede Harpagon op het wereldtooneel te schitteren". Ze wil hem zeggen bovendien, dat Helmond noch zij, veel reden zouden hebben om zich een mogelijk overlijden van den generaal bijzonder aan te trekken.

’t Is ook waarlijk niets grappig om daar dien ouden man te zien, die, wezenloos voor zich uitstarend, met de vuist zich voor de borst slaat, allerlei onverstaanbare woorden prevelt en eindelijk luid snikkend uitroept: „ik ben alles kwijt, alles vergeten!” „Harpagonhoort niets meer, verstaat niets meer en wankelt als een beschonkene heen en weder. „Hij is vet”, roept er een van ’tschellinkie.”

En jij zonder souffleur?” gaf de andere lachend terug. En terwijl hijHarpagonvertrouwelijk op den schouder klopte, voegde hij er bij: „Neen! ik maak maar gekheid; ik kan er niet buiten

’t Valt me geducht mee”, antwoordt Schröder en klapt met zijn rechterhand, zachtjes applaudisseerend, in den linker, als hij Harpagon het eerste bedrijf hoort sluiten met de ernstig-comisch gezegde woorden: „Wat ’n juweel van ’n knecht!

Hoezeer de medespelers ook hun best doen om Harpagon te redden en hem, zooals men dat noemt, „er door te sleepen”, ’t baat niet; hij raakt hoe langer hoe meer van streek, verstaat zelfs den souffleur niet meer, spreekt allerlei wartaal en weet nu en dan in ’t geheel niet meer wat hij zeggen moet.

Ziet u, mevrouw! daaraan herkent men toch dadelijkden artist””, zegt in de stalles de verslaggever van een der bladen tot de naast hem zittende dame, die haar binocle aan de oogen brengt, scherp en lang naar Harpagon ziet en dan fluisterend antwoordt’t Is fameus goed gedaan, want zelfs door mijn kijker is de grime nog zóó natuurlijk, bepaald alsof ’t geheel en al zijn eigen gezicht is.