United States or Botswana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daarop verlieten Pencroff en Ayrton hun post, wierpen zich in de prauw en hadden spoedig de Schoorsteenen bereikt, op het oogenblik dat de tweede boot aan de zuidelijke punt was. Ternauwernood hadden zij Cyrus Smith en Harbert bereikt of het eiland was in de macht der zeeroovers en de matrozen uit de eerste sloep doorkruisten het eilandje in alle richtingen.

Den anderen ochtend, den 21sten April, ging Cyrus Smith, vergezeld van Harbert, het terrein, waar zij reeds ijzererts gevonden hadden verder onderzoeken. Deze mijn was zeer rijk aan ijzer en Cyrus besloot hier de Katalaansche methode in toepassing te brengen, welke ook op Corsica algemeen gevolgd wordt. Wel moest hij deze methode zeer vereenvoudigen, daar hij slechts een ijzermassa wilde hebben.

Pencroff kwam op het denkbeeld om bij het water, waarmede hij zijn lippen bevochtigde, een weinig vet van de vogels te doen, die hij meegebracht had. Harbert keerde eindelijk met twee groote schelpen terug. De matroos maakte een drank klaar, dien hij langzaam tusschen de lippen van den ingenieur liet vloeien, wien het blijkbaar goed deed. Daarop opende hij de oogen.

Cyrus Smith kon niet nalaten, toen zij het onderwerp weder bespraken dat een vuur door een onbekende hand zou zijn aangestoken, voor de twintigste maal tot den reporter te herhalen: "Hebt ge inderdaad dat vuur gezien? Was het geen uitwerping van een vulkaan, of een meteoor?" "Neen, Cyrus," antwoordde de reporter, "het was een vuur door een menschenhand aangestoken. Vraag het Pencroff en Harbert.

De onagga's hadden ook twee jongen ter wereld gebracht, die meestal door Gideon Spilett en Harbert bereden werden, want de laatste was onder leiding van den reporter een uitstekend ruiter geworden. Ook spande men ze voor den wagen, hetzij om hout en steenkolen naar het Rotshuis te brengen, of om de verschillende delfstoffen te halen, welke de ingenieur noodig had.

"Maar wat zijn het voor dieren?" werd ten tweede male gevraagd, toen zich nogmaals dat vreemde geluid deed hooren. Harbert verschrikte toen hij dat geluid hoorde en herinnerde zich het reeds gehoord te hebben de eerste maal dat zij bij de bronnen van de Roode Beek waren. "Dat zijn chilische honden, dat zijn vossen!" zeide hij. "Voorwaarts!" riep de zeeman.

"Ja," antwoordde de reporter, "maar nu hebben wij het recht om ze zonder eenig medelijden te behandelen." "In elk geval," zeide de ingenieur, "zijn wij toch genoodzaakt eenigen tijd te wachten en in de kraal te blijven tot wij Harbert zonder gevaar naar het Rotshuis kunnen overbrengen." "Maar Nab?" vroeg de reporter. "Nab is in veiligheid."

Ik! of wie anders ook, dat zou mogelijk wezen! Maar hij! Nooit! Hij redt zich altijd!...." Daarop begaven hem zijn krachten en stamelde hij: "O, ik kan niet meer!" Harbert snelde naar hem toe. "Nab," zeide de knaap, "wij zullen hem terugvinden! God zal hem ons wedergeven! Maar luister eens, gij hebt honger! Eet eerst eens wat!"

"Op vijftien voet afstands, hoogstens," antwoordde Harbert. "En was het laag water op het oogenblik?" "Ja, mijnheer Smith." "Welnu," antwoordde de ingenieur, "wat de schildpad niet op het strand kan doen, kan zij misschien in het water. Zij zal zich omgekeerd hebben, toen het weer vloed was, en zoodoende in zee zijn gekomen." "O, wat zijn wij dom geweest!" riep Nab uit.

Het was dus mogelijk, dat een schip op dit gedeelte was stuk geslagen, maar de nacht viel in en zij moesten hun onderzoek tot den anderen dag staken. Pencroff en Harbert gingen terstond een geschikte plaats zoeken om hun nachtverblijf op te slaan. De laatste boomen van het bosch van het Verre Westen eindigden in dat gedeelte en daaronder vond Harbert kleine groepen bamboes.