United States or Marshall Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Stormsterk antwoordde: "In den stam van den wereldboom zijn twee menschen verscholen: Leven en Levenslust. Ochtenddauw is hun eten en drinken, en uit hen beiden ontspruit een nieuw geslacht." Weer vroeg nu Gangraad: "Op verre tochten voer ik uit en overal zocht ik iets zinrijks; nu zeg mij: hoe zal er een nieuwe zon aan den hemel schitteren, als de Veenrookwolf deze eens verslonden heeft?"

"Vechtveld," antwoordde Gangraad, "is de plaats waar de goden eens tot den hevigen kamp met den Zwarte zullen komen. Naar alle zijden gemeten is ze honderd mijlen lang. Zij weten wel dat zij er zullen strijden." Toen zeide Stormsterk: "Een wijze zijt gij! Blijf nu niet meer ver van mijn banken, maar kom in mijn zaal zitten en laten wij met elkander spreken.

"Vochthaar," zei Gangraad, "noemt men het paard, dat nacht na nacht aanvoert van het Oosten. Des morgens druipt het schuim van zijn gebit als dauw in de dalen." Weer vroeg Stormsterk: "Nu dan, Gangraad, als ge in de voorhal uw geluk wilt beproeven: zeg mij, hoe heet de stroom die de scheiding is tusschen het rijk van de reuzen en Asengaarde."

"Den Vader des levens," luidde het antwoord, "zal de wolf verslinden, maar hevig zal de wraak van Widar zijn. Hij, de sterke strijder, zal de gapende kaken van het monster vermorzelen." Weer vroeg Gangraad: "Op verre tochten voer ik uit en overal zocht ik iets zinrijks; nu zeg mij: wat fluisterde Wodan zijn zoon Balder in het oor, voor deze verbrand werd?"

De reus antwoordde: "Uit het oerslijk barstten etterblazen toen groeide het tot vasten vorm en werd een reus; uit het vlammende Zuiden vlogen vonken over en de gloed gaf leven aan den ijskouden klomp." "Maar Stormsterk," zeide nu Gangraad, "gij, dien men wijze noemt, weet gij dan hoe er kinderen kwamen bij dien reus, die ze toch met geen vrouw kon verwekken?"

Maar Wodan wilde in de voorhal blijven en zeide tot den reus, dat deze hem eerst maar eenige vragen moest stellen, of hij hem waardig achtte binnen te komen of niet. Toen zeide Stormsterk: "Nu dan, Gangraad, als gij in de voorhal uw geluk wilt beproeven: zeg mij, hoe heet de hengst, die iederen dag hoog over alle wezens draaft?"

"Alfenrad," antwoordde de reus, "baart een dochter vóór de Veenrookwolf haar verslindt. En het meisje zal dezelfde wegen bewandelen als hare moeder, wanneer de goden vergaan zijn." "Op verre tochten," zeide toen Gangraad, "voer ik uit en overal zocht ik iets zinrijks; nu zeg mij: wat zal er met Wodan geschieden als de wereld verwoest wordt en de goden vergaan?"

"Lijkenzwelger," zei de wijze, "is de naam van een reus, die in de gedaante van een arend aan het einde van den hemel zit. Als zijn beide vleugels fladderen, waait de wind over alle wezens heen." Al deze dingen had Gangraad gevraagd over het worden van de dingen dezer wereld. En de reus had hem op alles vol wijsheid geantwoord.

"Mondelvaar," antwoordde de reus, "is de vader van zon en van maan: dagelijks deelen zij den hemel en geven namen aan de tijden van het jaar." Toen vroeg Gangraad: "Stormsterk, gij, dien men wijze noemt, weet gij vanwaar de winter en de warme zomer komen?" En Stormsterk antwoordde: "Windval heet de vader van den winter en Zuidzacht die van den zomer.

En de wijze gastheer verhaalde: "Onder den oksel ontgroeiden hem een man en een meisje, en de eene voet verwekte met den andere een zoon, die zes hoofden had." En Gangraad weer: "Stormsterk, gij, van wien men zegt, dat ge slim zijt, weet gij vanwaar de waterrimpelende wind komt, die zelf nog door geen mensch is gezien?"