Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 mei 2025
"Goed! Goed! Maar laat 't hem niet weer gebeuren!" Er deden allerlei praatjes de ronde. Dat er een wonder gebeurd was, stond reeds vast. Fray Salvi scheen niettemin maar weinig ingenomen met het wonder, dat men aan een heilige van zijn corporatie en van zijn parochie toeschreef.
Kin-Fo had tijdelijk eene woning moeten betrekken en hij had die gevonden in de Tiène-Fou-Tang, den »tempel van het hemelsch geluk", een zeer goed ingericht hotel en restaurant, gelegen in de nabijheid van den boulevard van Tiene-Men, tusschen de Tartaarsche en Chineesche stad. Daar waren ook Craig en Fray ingekwartierd, die, uit gewoonte, hun cliënt nog niet konden verlaten.
De huisgezinnen, de vrouwen moesten van u wegvluchten, de overheid moest u allen laten ophangen, opdat het zaad van Satanas niet opkome in den tuin des Heeren!... "Zoo gij een slecht lid hebt dat u tot zonde brengt, snijdt het af, werpt het in 't vuur...!" Fray Dámaso was zenuwachtig geworden, hij had zijn heele preek en welsprekendheid vergeten.
Ibarra trok langzaam de hand terug die hij hem toegestoken had, keek hem vol verwondering aan, wendde zich om en bevond zich zoo tegenover de strenge figuur van den luitenant, die voortging met hem gade te slaan. "Jongmensch, bent u de zoon van Don Rafael Ibarra?" De jongeman boog. Fray Dámaso richtte zich in zijn stoel op en keek den luitenant recht in de oogen.
Ibarra was buiten zich zelve: zijn lichaam beefde, zijn oogen bewogen zich dreigend in hun kassen. Fray Dámaso deed een geweldige poging om op te staan, die bijna slaagde, maar de ander greep hem bij zijn keel en duwde hem in elkaar op zijn knieën. "Meneer Ibarra! Meneer Ibarra!" stamelden enkelen. Maar niemand, zelfs niet de alférez, waagde het om naderbij te komen.
"Niets?" hervatte Ibarra, terwijl hij hem zoo hard neerdrukte, dat hij hem op zijn knieën deed vallen. "Nee, ik verzeker 't u! Dat was mijn voorganger, "t was Padre Dámaso..." "O!" riep de jongeman uit. En hem loslatende, sloeg hij zich voor 't voorhoofd. Daarna verliet hij de arme Fray Salvi, en liep haastig naar zijn huis.
Don Rafael wist zich van jongs af bemind te maken bij de landlieden: de akkerbouw, begonnen en behartigd door zijn vader, ontwikkelde zich snel. Er kwamen nieuwe bewoners toestroomen, ook veel Chineezen. Het gehucht werd spoedig een dorp en kreeg een inlandschen pastoor. Daarna werd het een aanzienlijk vlek, de pastoor overleed, en Fray Dámaso kwam in zijn plaats.
Terwijl dit geschiedde, was Fray Sibyla, onze geleerde dominikaan, na de mis gelezen te hebben, naar 't klooster van zijn orde gegaan dat gelegen was aan den ingang van de poort, die beurtelings "de Isabel II" of "de Mojallones" heette, al naar de koninklijke familie die te Madrid zetelde. Hij liep haastig naar boven en klopte aan een deur. "Binnen!" zuchtte een stem.
Fray Salvi, bleek en bevend, toen hij de gevoelens waarnam die zich op 't gelaat van den jongeman afteekenden, kon niet antwoorden: hij voelde zich als verlamd. "Wat heb je met mijn vader gedaan?" herhaalde de ander met gesmoorde stem. De geestelijke, allengs neergebogen door de hand die op hem drukte, bracht er met moeite uit: "U vergist zich. Ik heb niets met uw vader gedaan!"
"Maar ik zie niet in wat dit te maken zou hebben met de vrijmaking van 't tabaks-monopolie," antwoordde de blonde jongeman, gebruik makende van een pauze, gedurende welke de Franciskaan zich een glaasje sherry inschonk. Fray Dámaso liet vol verbazing bijna zijn glas vallen. Hij bleef een oogenblik het jong mensch van 't hoofd tot de voeten opnemen. "Hoe zoo?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek