Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 mei 2025
De God van Abraham op Farao begeert, Dat hij van 't juk ontsla en buiten de limieten Egypti trekken laat de slaafsche Israëlieten, Dat zij hem mogen doen een offerande, vrij Van 't heidensche gezicht, die hem behaaglijk zij; Daar Horeb 't voorhoofd bergt ten hemel in de wolken; Dus oorlooft nu 't vertrek aan al d' Hebreeuwsche volken.
Er moet nog iets meer aan hem gebeuren, als hij werkelijk is de man Gods, die zich vasthoudt aan den Heere als ziende den Onzienlijke, en die daarom tegenover Faraö pal staat als Sinaï's rots. Dat groote werk wordt nu aan Mozes gewrocht in Réhuëls huis en in de woestijn! Daar leert hij, wat hij in Egypte niet had kunnen leeren.
MOZES en AARON tot den koning. Monarche Mitzraïms hoe lang zult gij nog konnen De oogappels sluiten voor de klaarheid eener zonnen? Hoe lange, o Farao! zult gij beletten, dat Israël smoken doet het heilig altaarplat Des driemaal hoogen Gods? Ai, blind, versteenigd vorste!
Met uw straffende hand en drukt ons niet altoos, Gij kent onz' zwakheid teêr, en onz' nature broos, Wij zijn toch aarde en stof, wij hebben niet te roemen, Wij zijn niet anders dan vergankelijke bloemen; Als gij het stralig licht uws aanschijns van ons wendt, Zoo zijn wij arm en zwak, vol kommer en ellend'. Ziet, hoe ons Gozen, laas! van droefheid overvloeit , Hoe ons Farao heeft geketent en geboeid , Wij zijn 't rookende vlas, wij zijn 't gekrookte riet, Een ander eenen vloek, ons zelven een verdriet!
De Heere zij geloofd, Die Jakobs aanschijn nu de tranen wil afwasschen, En in 't beloofde land bedelven eens onze asschen In ons voorvaders graf. Den Heer zij lof en prijs! Wij zullen niet meer zijn der dieren aas en spijs, De wreede Farao zal ons niet meer verheeren, De stamme Juda nu aanvanget te regeeren: Kom, Juda, als een leeuw! klimt nu ten hoogsten staat!
Farao, die ons op de hiel Vervolgde met zijn scharen, 't Zee-water stormig overviel Met 't zwalpen van de baren; Die 't voorhoofd bergden int gestert , In den afgrond vernederd werd: Speelt 's Heeren lof op harpen en op snaren.
En deed hij u geen teeken Van zijn' almachtigheid, dat hij ons leed zal wreken, Dat hij ontboeyen zal den zwerm van zoo veel duisd Die onder Farao dus lange zijn gekruist ?
"Ja, kan ik u een pleizier doen met mijn naam dan met alle genoegen. Iedereen weet wel, dat ik geen cent bezit!" "'t Is ook alleen maar voor den vorm," zei de professor snel, en nam het papier aan. "Mijn naam is 't voornaamste." "Ja, uw naam is als de koeien van Farao; die verslindt den mijnen en wordt er geen greintje vetter door."
Of trachten ze onder een klimaat zelf te heerschappen , Daar sterflijk mensche nooit het spoor van zijne stappen Geprent heeft laten staan, daar zonder arrebeid De willige natuur het akkerveld bereidt, Zij zullen menigmaal nog om Egypte wenschen, Eer 't tot voldoening strekt voor zoo veel duizend menschen, Die buiten Farao behoeven al ter nood Tot nooddruft eenen opgehoopten vollen schoot.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek