Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 31 mei 2025
»Baas, kom gauw, kom gauw!" roept Eliëzer op gejaagden toon; »ik zal u brengen bij den jongen baas, bij uw zoon, die zwaar gewond is!" De Zoeloe is zoo opgewonden, dat hij niet eens Jack Williams herkent, maar baas Jansen schijnt als door een electrischen schok getroffen. »Leeft hij nog, Eliëzer?" »Hij leeft!" zegt de Kaffer. »Meester Jansen, vergeef het mij!" gilt de stervende.
Eliëzer was met dit voorstel natuurlijk zeer ingenomen, doch toen het meesterke verklaarde: »Frits is onschuldig aan den brand," toen werd de Zoeloe zeer bedroefd, want hij wist zeker, dat zijn jonge meester de brandstichter was. En een vreeselijke beklemming greep hem aan bij de gedachte, dat hij, een verachte kafferknecht, den zoon van zijn ouden baas tot schuldbekentenis zou moeten brengen.
Er was niets aan te doen; het zwakke meesterke won het dezen keer van den krachtigen Boer, en al was het met lood in de schoenen, Frits Jansen ging toch mee. Doch toen hij den eikenboom naderde en Eliëzer zag, bleef hij staan. »Ik kan niet," zeide hij, »ik kan niet," en hij wilde terugkeeren. Doch Eliëzer had eveneens zijn jongen meester herkend en snelde naar hem toe.
»Kunt ge dat onderscheiden op dien afstand?" vraagt Jansen. »Baas," zegt Eliëzer, »het is een heldere nacht geweest, en de maan was nog niet onder. Het was bijna zoo licht als over dag." Baas Jansen vraagt nu niets meer, en hij gelast de Kaffers bedaard, om aan hun werk te gaan. De Kaffers gaan heen; slechts Eliëzer blijft staan. Eliëzer mag meer doen dan de andere Kaffers.
En hij zegt met een stem, schor van aandoening, uitputting en dorst: »Welk een dag!" Nu verwijdert zich Eliëzer, haalt een glas water en reikt het aan zijn baas. Maar Reinard Jansen weert het glas af. »Zoo waarachtig als ik leef," zegt hij, »ik zal er niet van drinken, voordat mijn jongen er van heeft gedronken!"
»Grijpt je vast aan de manen," beveelt de Boer, »en wijs mij den weg!" En terwijl Eliëzer dit doet, gaat het voorwaarts, de snelvoetige Zoeloe naast het paard, door slooten en struiken, dwars over het veld, recht aan op het kleine, schemerende licht, waar Frits Jansen bewusteloos ligt neergestrekt op de sprei van stroo.... »Hier is het!" zegt Eliëzer, hijgend van den snellen loop.
Het geluid werd al sterker de slapende kaffer werd er van wakker en wreef zich verbaasd de oogen. Maar Eliëzer sprong op, want hij zag thans een zwart monster windsnel naderen in vuur en rook, en de oogen van het monster fonkelden als van een reusachtig roofdier.
Doch de Matabele bleef staan, en toen het monster een schel gefluit liet hooren, riep hij: »Kom maar, Eliëzer; het is het groote beest van den witmensch , dat daar voorbij holt hebt gij zijn geschreeuw niet gehoord?" Blanke. Eliëzer kroop nu van achter den doornstruik weg, want het zwarte monster verdween even snel als het gekomen was, en het schel gefluit was verstomd.
»Welnu, ik zal u overtuigen," hernam Reinard Jansen. »Twee avonden na den brand het was even helder als in dien noodlottigen nacht begaf ik mij tersluiks, terwijl Eliëzer, zooals zijn gewoonte is, op den drempel van zijn hut zijn snarentuig zat te bespelen, naar de plek, waar de brandstichter moet hebben gestaan.
»Baas, het is dezen keer meenens," zeide Eliëzer op dringenden, overtuigenden toon. »Wat willen ze dan toch in de Transvaal?" vraagde Frits Jansen. »De Boerenregeering omverwerpen," zeide de Zoeloe. Frits Jansen deed onwillekeurig een greep naar het gevest van zijn sabel, maar zeide toen bedaard: »Vertel wat je weet!"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek