Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 juni 2025
Slechts enklen vallen nog, in 't vlieden rondgedreven, Den Kaïniet in d' arm; verdedigen hun leven, Of zoeken, stervend, wraak: Maar welk een wederstand, Van strijdren, reeds vooraf door doodschrik overmand!
Met doodschrik ziet zy uit Naar 't vreeselijk uur dat haar den gordelriem ontsluit, En moeder maken moet, om met een kroost te sneven, Aan wie geen vader ooit den vaderkus zal geven, En dat ze aan 't daglicht moet verbergen met zich-zelv'. Zy heft de handen naar 't vergraauwend blaauw gewelf, Waar reeds de morgenkim 't gestarnt' schijnt op te jagen, En gilt haar wanhoop uit, en heeft geen' moed tot klagen!
Daardoor weet ik, dat ik in een koekwinkel geboren ben 't zal wel geweest zijn in de bedstede van de huis- en slaapkamer achter den koekwinkel ; dat ik een oude, deftige baker heb gehad, Baker Zandbrink, die alleen voorname diensten aannam, maar mijn moeder grootendeels uit vriendschap hielp; dat mijn tante Hendrika zoo dol op me was, dat ze altijd met me uit wou, en ik dan op haar arm zat te springen, en dat ze dan trotsch op me was, omdat de menschen me zoo'n mooi kind vonden; en dat ik mijn moeder driemaal een doodschrik op 't lijf heb gejaagd, door eenmaal van een hooge trap te vallen, een ander maal een erwt hoog in mijn neus te werken, en een derden keer een haaknaald in mijn keel te steken, zoodat niemand het geweerhaakte ding er uit kon halen, dan alleen de dokter, naar wien mijn moeder in haar angst met mij heen vluchtte.
Maar de strijdlustige stemming verdeelde het gezelschap en allen verspreidden zich door de verschillende kamers, waar ze de vreedzame kaartspelers een doodschrik op het lijf joegen, door in groepen midden op den vloer te gaan disputeeren, terwijl ze in de hoeken hier en daar, twee aan twee elkaar bij de knoopsgaten vasthielden als twee aan den gordel samengebonden worstelaars en als hanen stonden te kraaien, met de neuzen vlak bij elkaar, met vuurroode gezichten en het haar in vlokken bijeen.
»Of eindelijk als die maar Het land met doodschrik sloeg, Krank, zorg'lijk in gevaar!«.... »Mooi aangehaald, waaruit, kind?« »Uit De Vijf-en-twintig Jaar, Vader.« »Hoor nu maar verder: »Een gerucht deed straks de blijde zekerheid opgaan, dat het onzen God toch nog beliefd had, de smeekbede van heel ons volk te verhooren. Het hoopvolle woord van »Blijde Verwachting« deed zijn intrede.
't Was voor dien jongen een doodschrik en een grievende krenking. Hij liep naar huis, op eenige meters gevolgd door zijn vader. Voor beiden was het genoegen van dien Zondagmorgen weg. Maar in die jongensziel ontkiemde, onzichtbaar voor hemzelf, de zekerheid, dat vaders domkoppen zijn. En hij hield op dat oogenblik meer van dien stommen, ouden knotwilg, dan van zijn vader.
Hij doorkruist intusschen een klein gebied, laat zich door ieder in 't oog vallend verschijnsel naderbij lokken, zweeft vooral graag rondom het kampvuur van den eenzamen jager of reiziger, of komt in de nabijheid van de helder verlichte vensters onzer huizen, waardoor hij bijgeloovige personen een doodschrik op 't lijf jaagt.
Hy leeft nog, tot de straf van 't gruwbre Reuzendom! En gy, mijn dierbaar volk, gy hebt uw Vorst weêrom." Hy spreekt, en doet hen flux de pijnboomspietsen vellen, En in driedubble rij den vijand tegen snellen. Zy horten hem op 't lijf, en breken door zijn drom, En werpen met één bots geheel zijn heirspits om. Nu vliedt hy, met den schrik, den doodschrik, op de hielen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek