Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 juli 2025
De hoofdkleur van het vederenkleed is prachtig karmijnrood, de bovenkop paarsachtig zwart, op het voorhoofd in donkerzwart, op den achterkop in donkerviolet overgaande; een breede dwarsstreep op den krop, die zich soms tot op de borst uitstrekt, heeft een sprekend hooggele kleur.
Haar vederenkleed is bijzonder fijn en grootendeels licht loodkleurig grijs, de voorhals met zijne afhangende pronkveeren is donkerzwart, de kuifveeren zijn zuiver wit, de slagpennen grauwzwart. Het oog is hoog karmijnrood, de snavel aan den wortel vuilgroen, bij de spits hoornkleurig, de snavelspits zelf lichtrood, de poot zwart. Zij is 85 cM. lang.
Het fijne groene poeder dezer bladeren wordt met kokend water aangemengd, en dit des nachts op de vingers gelegd; de kleur is zeer duurzaam en verdwijnt eerst als een nieuwe nagel te voorschijn komt; gewoonlijk wordt ook de huid aan de toppen der vingers hierdoor donkerzwart gekleurd, met oranjekleurige randen.
Zijn herfstkleed is donkerzwart, de mantel, de schouderveeren, de achterste armpennen en de staartveeren aan het einde met duidelijken, de veeren van de zijden van de borst met onduidelijken, witachtig isabelkleurigen zoom. Het oog is donkerbruin, de snavel hoorngrijs, de voet zwart.
Een dichte, dikwijls zijdeachtig zachte vacht bedekt hun lichaam; zijne hoofdkleuren zijn zwart, bruin, bruinachtig grijs en stroogeel. Alle Gibbons hebben een buitengewoon luide stem; vooral in de morgenuren schreeuwen zij veel. De grootste van deze is de Siamang, die een donkerzwart, zacht haarkleed heeft, en een keelzak, die bij het schreeuwen opzwelt en het geluid versterkt.
De hoofdkleur van de bovendeelen is glanzig blauw; de staartveeren zijn door smalle, donkere banden en de vleugelveeren door enkele zwarte topvlekken geteekend; de uiteinden van de armpennen en van de groote dekveeren van den vleugel zijn echter, evenals de buitenste stuurpennen en de onderdeelen beneden de borst, wit of grijsachtig wit, de zijden van den kop lichtblauw; een ringvormige band, die van den achterkop over de oogen naar den bovenhals loopt en een smalle voorhoofdsstreep, die zich tot aan de oogen uitstrekt, zijn donkerzwart.
Het Groote Sneeuwhoen (Lagopus albus) houdt, wat zijn grootte betreft, ongeveer het midden tusschen het Korhoen en den Patrijs; de haan is 40 cM. lang (staartlengte 11 cM.), het wijfje 2 cM. korter. Het winterkleed van het Sneeuwhoen is wel eenvoudig, maar toch fraai: alle veeren zijn schitterend wit, met uitzondering van de buitenste staartpennen; deze zijn, op het witte wortelgedeelte na, donkerzwart met witte kanten; de zes groote slagpennen hebben op de buitenvlag een lange, bruinzwarte streep. In het bruiloftskleed is de grondkleur kastanjebruin (soms lichter, soms donkerder) met een uit fijne, zwarte streepjes en vlekjes bestaande teekening, welker volledige beschrijving ons te ver zou voeren; alleen de handpennen zijn dan wit als in den winter. Boven het oog bevindt zich een halvemaanvormige, naakte plek, die in den voortplantingstijd bijna kamvormig opzwelt en een karmijnroode kleur verkrijgt. In den loop van den zomer verbleeken de veeren. Vele onderzoekers zijn van oordeel, dat deze Vogel tweemaal ruit: in den herfst zouden alle, in de lente alleen de kleine veeren gewisseld worden. Het vervangen van het winterkleed door het zomerkleed en dit door het winterkleed geschiedt zeer langzaam; dit heeft zelfs aanleiding gegeven tot de meening, dat het Sneeuwhoen viermaal in 't jaar ruit. Amerikaansche onderzoekers zijn echter tot het besluit gekomen, dat de kleine veeren in den herfst niet gewisseld worden, maar eenvoudig verkleuren; deze verandering zou aan de spits van de veeren beginnen en zoo snel voortschrijden, dat zij in 8
De veeren zijn op den bovenkop en de kruin donkerzwart, op den achterkop en den nek aschgrauw, op de overige bovendeelen blauwzwart, op de onderdeelen leikleurig of grijsachtig zwart; de iris is zilverwit, de snavel en de pooten zijn zwart. Witte en isabelkleurig witte Kauwen zijn niet al te zeldzaam.
Tusschen de ijdele boomstammen, was er niets, de takken waren donkerzwart met wit sneeuwstof omzet, dat glinsterde al den bovenkant. Tegen dat ze in 't dorp aankwamen, waren de herbergen gesloten en alle licht en geruchte dood. De stap van het koppel peerden klonk als bij nachte. 't Blijft lijk we gezegd hebben, plaagde André weer: gij de blonde en ik de zwarte!
Zijn kleed is zeer bont van kleur. Een smalle band rondom den snavel, de teugel, het midden van de kruin en de achterkop zijn donkerzwart; de voorkop, het achterste gedeelte van de wangen en de keel zijn schel karmijnrood, de slapen en het voorste gedeelte van de wangen wit, de nek, de schouders en de rug geelachtig, de krop en de zijden van de borst licht roodachtig bruin, de gorgel, de staartwortel en de nog niet genoemde onderdeelen wit; de eerste slagpennen zijn over haar geheele lengte donkerzwart, de overige aan de buitenzijde hooggeel op het derde gedeelte, dat het dichtst bij den wortel gelegen is, en vóór de spits met een naar achteren zich vergrootend witachtig schildje versierd.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek