United States or American Samoa ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het dicht en lang behaarde vel is, met uitzondering van het achterhoofd en den nek, effen donkerbruin van kleur. Een witte of geelachtig witte streep loopt langs den rug tot aan de staartspits. De onderzijde van het lichaam is lichter gekleurd dan de bovenzijde. De vacht bestaat uit zijdeachtig zachte wolharen en grof bovenhaar, dat aan de zijden en op den nek een soort van manen vormt.

Verderop zagen wij tallooze kudden ossen met groote, wijd uitstaande horens; daarna varkens met lang krullend, zijdeachtig haar, die er onder zulk een vacht allerkoddigst uitzagen en die men, in de verte gezien, voor schapen zou houden. In die hongaarsche vlakten kregen wij in de buurt van Arad voor de eerste maal tamme buffels onder de oogen.

De spieren zijn minder krachtig, de zenuwen zijn meer ontwikkeld. De moderne man is minder log en ruw; onmerkbaar hebben de hersenen de overhand verkregen. De moderne vrouw is fijner en heeft meer kunstgevoel; zij is blanker, haar haar is langer en meer zijdeachtig, haar blik is helderder en hare hand is kleiner.

De slagpennen zijn tamelijk breed, aan het einde afgerond en naar het lichaam gebogen; de buitenvlag van de eerste, tweede en derde is, althans bij de echte Daguilen, op zonderlinge wijze met franjes voorzien of zaagvormig getand; de binnenvlag van de slagpennen daarentegen is, wegens de zachtheid van de baardjes, zijdeachtig of wollig.

Op het land vond ik het geheele embryonale haarkleed van het pasgeboren dier, een niet onbelangrijke hoop van zijdeachtig zachte, korte, maar golvende haren, die alle op een plek van geringen omvang bijeen lagen. Het jong had geen spoor van het wolhaar meer aan zich; zijn kleur geleek volkomen op die van de moeder; de verschillende kleuren waren echter frisscher en glanziger.

"De merkwaardigste van alle Anthropomorphen is de Gorilla. Het is alsof dit dier brieven van adeldom met zich op de wereld heeft gebracht. Ons exemplaar is ongeveer twee jaar oud, en heeft een hoogte van bijna 70 cM. bereikt. Zijn lichaam is bedekt met zijdeachtig zachte, gedeeltelijk grauwe, op den kop roodachtige haren. Zijn stevige, gedrongene gestalte, zijne gespierde armen, zijn glad, glanzig zwart gelaat met de goed gevormde ooren, de groote, verstandige, schelmsche oogen geven hem een frappant menschachtig voorkomen. Hij zou op een negerjongen gelijken, als de neus een anderen vorm had. Deze indruk neemt toe door de onbeholpenheid van zijn geheele wezen; ieder van zijne bewegingen herinnert meer aan die van een loggen knaap, dan aan die van een Aap. Als hij, op den grond zittend als een pagode, zijn blik over het hem aangapend publiek laat zwerven, en dan met knikkend hoofd plotseling in de handen klapt, heeft hij zich in eens aller toegenegenheid veroverd. Hij bevindt zich graag te midden van een groot gezelschap, onderscheidt jonge van oude, mannelijke van vrouwelijke personen. Hij is zeer lief voor kinderen van 2

Een dichte, dikwijls zijdeachtig zachte vacht bedekt hun lichaam; zijne hoofdkleuren zijn zwart, bruin, bruinachtig grijs en stroogeel. Alle Gibbons hebben een buitengewoon luide stem; vooral in de morgenuren schreeuwen zij veel. De grootste van deze is de Siamang, die een donkerzwart, zacht haarkleed heeft, en een keelzak, die bij het schreeuwen opzwelt en het geluid versterkt.

Onder den naam Zijdehonden (Canis familiaris extrarius) vat men gewoonlijk een aantal zeer uiteenloopende Hondenrassen samen; zij onderscheiden zich door een uit lange, zijdeachtige haren bestaande vacht, en een middelmatig langen, vooral aan de onderzijde lang, zijdeachtig behaarden staart, die sterk omhoog en rugwaarts gekromd gedragen wordt. Zij heeten ook wel Spaansche Honden (

Kort na de geboorte volkomen naakt, krijgen zij, als hun ontwikkeling zoover is voortgeschreden, dat zij den buidel verlaten kunnen een vacht, die uit korte, zijdeachtig zachte, glanzige nootbruine haren samengesteld is, en eerst langzamerhand de donkere, bruinzwarte kleur van de volwassen dieren aanneemt.

De bovenkop en de nek zijn fluweelachtig zwart, alle bovendeelen helder zilvergrijs, de hals en de onderdeelen zijdeachtig wit met een flauw rozerood waas, de vleugelspitsen donker aschgrauw, de laatste armpennen en de stuurpennen grijsachtig wit. In het winterkleed is de kop wit tot aan het achterhoofd, en vertoont dit zwarte vlekken; de onderdeelen zijn dan zuiver wit.