Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 oktober 2025
De deun van haar eigen lied weerhoorde ze nu met den voois van een trekorgel daarbij op een feest of kermis ievers en ze voelde de deernis van 't weemoedig vertelsel door de luide lente en 't gegiechel der omgeving, als bij 't overdenken van een ongeluk dat lange geleden en verre gebeurd is.
De «deun» die thans nog altyd, na 't bloedig mene tekel aan de wanden der redaktie-bureaux, moed, lust en kracht levert tot het voorzetten van de ongezonde feestmalen waarop «Publiek» genoodigd wordt door de Belsasars van de pers, moet machtige beschermers hebben ... verdedigers van 't nobel gehalte dier Padangsche vriendin.
Hij had veel beter kunnen wonen, maar comfort kon hem niet schelen: hij dacht daar nooit voor zijn eigen intérieur aan; bij een ander zelfs trof het hem niet, Jules had het intusschen gehinderd, dat Quaerts zoo woonde en de jongen had die kamer al lang willen verfraaien. Hij was nu bezig eenige wapens op een wapenrek te hangen, staande op een trap, een deun uit een opera tusschen de lippen.
Ik zeg ook dat het geen behoorlyk eten is. En de kinderen ook. En Wouter ook. 't Kind kan ze niet eten, die glazige dingen! En als 't nu uit zuinigheid was, dan zou ik zeggen: wat God doet, is wèl gedaan, niet waar, dokter? Maar zóó deun hoeven we 't goddank niet te overleggen, en ik zeg ook: liever goeie boonen dan aardappels, die geen mensch eten kan.
"Klagend en hypochonder, Mevrouw! de oude deun. Hebben de dames ook trek, om mijn vaartuig eens te zien?" vroeg hij vervolgens, op een toon, die wel te kennen gaf, dat hij deze uitnoodiging alleen deed, omdat hij niet wel anders kon. "Dat zal ons wat lang ophouden, vrees ik," zeide Tante: "wij moeten naar de boerderij terug en dan naar huis."
Dat klonk niet vroolijk, dat was een logge, dikke deun door dronken-menschen-kelen bezield geraakt, en opgezwollen van pret in de ruimte uitgeschreeuwd; dat was een lijzige plezierdeun, een uitbundig feestlied met een klacht tot ondergrond, een feestwijs gezongen met een naar neusgeluid of uitgeklaagd door een houten hobo, een lachen met zoute tranen achter in de keel.
Daar begon een man te zingen, dat was de deun, de lijzige deun, en als aangestoken begon ieder mede te zingen: de mannen in de gekleede jassen, de vrouwen en meisjes als dames gekleed. «We gaan niet dood, we gaan niet dood!" zong het om hem, fatsoenlijk-lollig en heesch-krijschend en opgeblèrd en uitgebruld ging het van hem weg. «We gaan niet dood, we gaan niet dood!"... gerekt en onafgebroken herhaalde zich de deun over de hoofden heen, onder de festoenen van lichten door.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek