United States or Eritrea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik stel tot den namiddag het onderzoek uit van dien geheimzinnigen muur, die het hoogste punt van Poggio a Cajano inneemt, en vervolg mijn weg tot aan den voet der bergen, op ettelijke honderd schreden afstands. Eindelijk ben ik dan in de vrije lucht, te midden der echte natuur. Hoewel de regen bij stroomen neervalt, adem ik met wellust de geuren in van het naburige bosch.

Ik behoef dus niet te vreezen, van honger te zullen sterven; een koetsier komt, met den hoed in de hand, naar mij toe, en vraagt beleefd, of ik een rijtuig verlang; er bestaat dus ook gelegenheid om naar de stad terug te keeren, al mis ik den tramway. Na nogmaals zeker voor den tienden keer na mijn vertrek uit Florence over een brug te zijn gegaan, kom ik eindelijk te Poggio a Cajano.

Cochin had ten minste nog de moeite genomen, de villa te gaan bezoeken. Maar wat te zeggen van den schrijver van een onlangs uitgekomen boek, dat bepaaldelijk aan de omstreken van Florence is gewijd, en dat de geschiedenis en de beschrijving van Poggio a Cajano in negen regels afdoet?

Met uitzondering van de Cascine, de Viale dei Colli, Bello Sguardo en Fiesole, zijn de onmiddellijke omstreken van Florence weinig bekend. Zelfs onder mijne florentijnsche vrienden was er geen enkele, die Poggio a Cajano, de historische villa der eerste Medici, had bezocht. Careggi is al even weinig bekend.

De dekoratie der vertrekken van la Petraja is zeer veel rijker, maar misschien minder smaakvol, dan die van Poggio a Cajano. In een der salons rondom den overdekten cortile, zie ik zes zeer kostbare tapijten, de geschiedenis van Don Quichote voorstellende en in 1781 in de fabriek der Gobelins vervaardigd.

De gemakkelijkste manier om van Florence naar Poggio a Cajano te gaan is wel met den stoomtram, die op het plein Santa-Maria Novella afrijdt en alleen gedurende de middaguren stilstaat, terwijl de ritten 's morgens en 's avonds vrij snel op elkander volgen.

Even als bij mijn uitstapje naar Poggio a Cajano, volg ik de lange en vervelende Via Pistojese; vervolgens, even voorbij het park van San-Donato, sla ik rechts om en betreed nu een dier tusschen heggen of muren ingesloten wegen, die in den omtrek van Florence zoo talrijk zijn. Het land is vlak, en de muur ontneemt mij alle uitzicht: het is mij dus onmogelijk, mij te oriënteeren.

Intusschen valt de regen nog steeds bij stroomen neder; de wegen zijn in modderpoelen veranderd; ik moet terugkeeren. Niet zonder moeite bereik ik den stal, dien ik bij mijn binnentreden in Poggio a Cajano heb opgemerkt; een kales brengt mij, steeds onder plassenden regen, naar San-Donnino, waar ik in den tram stap. Bij het vallen van den avond was ik weder in Florence terug.

In zijn voortreffelijk en zoo boeiend boek over Lorenzo il Magnifico, schetst baron Reumont ons, hoe zijn held zijn vrijen tijd verdeelde tusschen Careggi en Cajano, halfweg tusschen Florence en Pistoja, op den laatsten heuvel van den Monte-Albano.

Maar naderbij komende, zie ik dat de toren alle karakter mist; ik haast mij dus de reis naar Poggio a Cajano te vervolgen. Ik zal nu maar verder niets zeggen van die eindelooze aaneenschakeling van dorpen, die niets landelijks hebben, en van velden, met maïs en dergelijke gewassen beplant.